ander voorzover door B. en W. niet opgedragen aan andere ge meentelijke diensten en instellingen (deze onroerende goederen worden daartoe in het kapitaalbezit van het bedrijf ingebracht); - Het verrichten van al datgene wat B. en W. het Grondbedrijf op dragen'1. Uit de in het eerste punt genoemde taak blijkt dat aan het Grondbe drijf een duidelijke rol is toegekend in de beleidsvoorbereiding bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Dit beleidsvoorbereidende werk geschiedt in nauwe samenwerking met Stadsontwikkeling. Beide sectoren hebben dan ook een frequent overleg met bestuur ders, in het bijzonder met de Wethouder P.W. De - meer historische - rol van het Grondbedrijf in het proces van de stadsuitbreiding zal bij vele lezers bekend zijn. Het Grondbe drijf heeft zoals reeds gezegd een duidelijke inbreng in het tot stand komen van stedebouwkundige plannen ten behoeve van de uit breiding van de stad. Deze inbreng heeft in het bijzonder betrek king op het tot stand komen van een grondexploitatiebegroting die een aanvaardbaar beeld oplevert. De berekening van de totale kos ten (ondergrond, ophoging, wegen, groenaanleg, bruggen, rente, etc.) van de bouwterreinen vindt plaats op basis van het zogenaam de draagkrachtbeginsel, dat wil zeggen in de verhouding van de veronderstelde marktwaarden. Wanneer de grondkosten, die re sulteren uit de exploitatiebegroting te hoog zijn dan dient het plan te worden aangepast (een eenvoudiger opzet, dan wel een verdich ting van de bebouwingsmogelijkheden) of accoord te worden gegaan met een verlies op de grondexploitatie. Overleg met de Rijksover heid - in haar kwaliteit als subsidient - is noodzakelijk. Op grond van deze gegevens beslist het gemeentebestuur over een plan. Nadat het bestemmingsplan is vastgesteld dient het Grondbedrijf al datgene te doen wat nodig is om het plan te kunnen realiseren. Het koopt alle gronden en regelt met huurders en pachters. Het bereidt de onteigeningsprocedures voor en treedt in de procedure op namens de gemeenten. Het draagt zorg voor de ontruiming van grond en opstallen en voor de sloop van deze laatste. Het vraagt kredieten aan om de gronden verder bouwrijp te maken. Tenslotte verzorgt het Grondbedrijf het voorstel tot uitgifte, waartoe dan vervolgens door de gemeenteraad dient te worden besloten. Wij kunnen stellen dat de stadsuitbreiding na de oorlog alle aan dacht heeft gevraagd om aan het kwantitatieve woningtekort tege moet te komen. In die periode kon onvoldoende aandacht besteed worden aan de kwalitatieve woningnood in de oude stad. Voor Am sterdam geldt dit vooral in de zogenaamde 19e eeuwse gordel, ge legen rondom de historische binnenstad. Eerst in de laatste jaren 124

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 125