al of niet verlenen van subsidie bestaat, anderzijds omdat de sub sidie als zodanig niet altijd toereikend is. Beheer van onroerend goed door het Grondbedrijf kan zowel een tijdelijk als een permanent karakter dragen. Daarbij moet het tij delijk beheer worden gezien als een tot het eigenlijke Grondbedrijf (produktie van bouwrijpe grond) behorende taak. Hoewel het tijde lijk beheer sterk in omvang toeneemt vormt het blijvend te beheren onroerend goed een veel belangrijker categorie; kantoorruimte t.b.v. de huisvesting van gemeentelijke diensten, te verhuren be drijfsruimten, agrarische bedrijven, volkstuincomplexen, kam peerterreinen, kerktorens, molens, etc. worden door het Grond bedrijf permanent beheerd. In het kader van dit meer permanente beheer kan het voorkomen dat opdracht wordt gegeven tot de uit voering van ingrijpende restauratie en/of herstelplannen. Voor het beheer van woningen, die eigendom zijn van de gemeente Amster dam en die nog enkele decennia als zodanig gehandhaafd kunnen blijven, is het gemeentelijk woningbedrijf (onderdeel van de dienst Volkshuisvesting) de aangewezen instantie. Het tijdelijk beheer is de normale casuspositie van verworven goed in stadsvernieuwingsgebieden. In de tijdelijkheid van dit bezit schuilt de moeilijkheid, dat veelal onzeker is hoe lang met tijdelijk bedoeld wordt, zeker nu Amsterdam gaat pogen in het kader van de stadsvernieuwing versneld grote gebieden te verwerven. Veel van het hieruit voortvloeiend bezit zal toch niet direct aan de beurt zijn voor vernieuwing, terwijl anderzijds groot onderhoud niet alleen niet lonend is, maar zelfs merkwaardig overkomt op buurtbewo ners die dit veelal als verkwisting beschouwen. Dan is het zaak een goede afweging te laten plaatsvinden tussen de belangen van de direct betrokkenen (aanvaardbare huisvesting), economische rendement (geen investeringen plegen die er niet uitkomen) en de morele verplichting het onderhoud zodanig te verrichten dat dit de particuliere woningexploitanten tot voorbeeld kan strekken. De af weging wordt echter benauwend arbitrair als van teveel toevals factoren afhangt hoeveel tijd resteert totdat de grond nodig is voor de nieuwe plannen. Tot die toevalsfactoren behoren de vrij grote onzekerheid met be trekking tot het al of niet optreden van funderingsgebreken, de verwervingsmogelijkheden van aansluitende terreinen (met het oog op het ontstaan van bouwterreinen van enigszins redelijke omvang) en aangaande het moment waarop het gemeentelijk apparaat meer geconcentreerde aandacht aan de betreffende buurt of bouwblokken kan gaan geven. De uitgifte in erfpacht van gronden (of soms ook van gronden met 128

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 129