omgeving, daar leer je wat van. Vormgeven is geen lineair proces, het is een voortdurend heen en weer, met soms heel gekke spron gen. Er is bij nodig vermogen tot oordeel en zelfkritiek. Wordt het zelfstandig oordeel, dat je van een ingenieur mag verwachten, ge vormd door alleen naar de uitgekristalliseerde, lineaire, verhalen te luisteren van de docenten? Ik geloof er niets van. Je leert door geconfronteerd te worden met verschillende gedachtengangen, ook die van jezelf, en die te vergelijken en op de proef te stellen. De studenten moeten meer zelf kunnen ontdekken. Wat ze dan ont dekken en na eigen denkwerk opschrijven zal dan niet zo welge vormd en doordacht zijn als wat in een lange wetenschappelijke traditie is voortgebracht, maar ze hebben wel hun verstand leren gebruiken. Smalende uitlatingen over het voortgebrachte werk zijn dan onrechtvaardig en krenkend, het laatste zeker als de studenten zich bewust zijn van hun creativiteit. De studenten moeten bij het leren vormgeven geholpen worden. Dat vraagt om een voortdurende wisselwerking tussen docent en stu dent, tussen vormgever en te vormen mens. Benauwend is, dat je als wetenschappelijk medewerker er niet voor bent en wordt opgeleid om mensen te vormen. Ik heb lijntjes leren overtrekken, en niet geleerd het groeiproces van studenten te volgen en bij te sturen. Om vorm te kunnen geven moet je vorm hebben, en ik kan niet meer geven dan ik heb meegekregen en ver worven na m'n studie. Bij projectonderwijs vooral kun je ontdekken waar je tekort schiet. Als je gewoon voor het bord college staat te geven en keurige dic taten schrijft heb je dat niet in de gaten. Dan houden studenten hun mond, is er geen wisselwerking, en dat komt doordat ze niet met de stof bezig zijn. In projectonderwijs leer je samen, zowel de studenten als de begeleiders. Het is, dacht ik, verstandig aan de studenten te laten zien dat je, als begeleider, ook niet alles weet en kan, maar dat je, net als de studenten, het project als een middel ziet om er wat van te leren. In het onderwijs moeten we de studenten niet een vorm opleggen, maar verschillende vormen meegeven waar de studenten zelf uit kunnen kiezen, volgens eigen oordeel. Het zou verspilling zijn als we ze geen gebruik lieten maken van vormen waar anderen met plezier mee gewerkt hebben. Maar ze hebben er mee gewerkt in een andere context dan waarin de studenten komen te verkeren, en daarom moeten de studenten ook in staat worden gesteld de vor men aan te passen of eventueel weg te gooien. Maar welke vormen moeten we de studenten meegeven? Laat ik me beperken tot het terrein van de planologische geodesie, dat 163

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 164