In 1975 zijn er twee nieuwe speciale geodetische satellieten met
laserhoekspiegels aan boord opgeschoten: de Franse Starlette
op 6 februari en de Amerikaanse GEOS-3 op 9 april. Starlette
is de eerste van een nieuw type compacte, massieve, bolvormige
satellieten, rondom bezet met hoekspiegels. Deze symmetrische
vorm vereenvoudigt de meetkundige interpretatie van de waarne
mingen en de zeer grote massa-doorsnede verhouding verzekert
een minimale invloed van andere dan gravitatiekrachten op de baan
van de satelliet. Hierdoor kan het interpretatiemodel voor de
waarnemingen aanzienlijk worden vereenvoudigd en kunnen geode
tische grootheden zoals zwaartekrachtsveldparameters meer hy-
pothesevrij worden bepaald. De in maart 1976 te lanceren Ameri
kaanse "LAser GEOdynamic Satellite" (LAGEOS) - zie Covault
(1975) - is van hetzelfde type, maar zal in zijn hogere baan meer
geschikt zijn voor kinematische studies betreffende de aardschol-
lentectoniek en de aardrotatie, in het bijzonder de orienterings-
verandering van de rotatieas ten opzichte van de aarde (de poolbe-
weging). GEOS-3 is een "Geodynamic Experimental Ocean Satel
lite", een naam die aansluit bij de titel van het Williamstown-
rapport": "solid-earth and ocean physics'1.
Het GEOS-3 plan is al vrij oud en werd al in 1970 uitvoerig be
schreven door Vonbun (1971). GEOS-1 (1965) en GEOS-2 (1968)
hadden ook al hoekspiegels aan boord, maar het belangrijkste in
strument in GEOS-3, de radar-hoogtemeter, ontbreekt daar nog.
De bedoeling van de nog experimentele hoogtemeter is om de kort
ste afstand tussen de satelliet en het actuele zeeoppervlak te me
ten. Dit is door de ruwheid en de veranderlijkheid van het zeeop
pervlak niet zo eenvoudig als het misschien lijkt en de metingen
zullen moeilijk interpreteerbaar zijn. Gestreefd wordt naar een
precisie van enkele meters. Eén meting vertegenwoordigt een ge
middelde over een klein gebied en over een kort tijdsinterval en
kan dus worden opgevat als een meting naar een plaatselijk en tij
delijk gemiddeld zeeoppervlak. Verwacht wordt nu dat met een
tolerantie van de orde van grootte van de gestelde meetprecisie
het aldus gemiddelde zeeoppervlak samenvalt met de geoïde. Bij
die veronderstelling kan men zeggen dat de hoogtemeter de geoide
peilt en dat men de geoide op deze manier kan bepalen als de baan
van de satelliet voldoende bekend is. Zo zou misschien de satel
liethoogtemeting de zwaartekrachtsmeting op zee kunnen gaan ver
vangen. Als latere hoogtemeters nauwkeuriger worden en mis
schien meten tot op enkele decimeters, dan moet wèl onderscheid
worden gemaakt tussen zeeoppervlak en geoide. Als nu de geoide
op een andere manier, bijvoorbeeld op de klassieke, met passende
176