relatieve snelheidsmeting tussen satellieten onderling en het ge
bruik van speciale satellieten, zoals STARLETTE, in lage, maar
voor storende krachten ongevoelige banen hun deel kunnen bijdra
gen.
Naast deze ruimtevaart-technieken moet hier zeker nogmaals wor
den gewezen op de uit de radio-sterrenkunde afkomstige VLBI,
waarmee niet alleen naar natuurlijke radiobronnen ver in het heel
al, maar ook naar zenders in kunstmanen, looptijdverschillen met
een precisie van de orde van 1 nanoseconde kunnen worden geme
ten. Deze zijn dan weer te herleiden tot lengteverschillen. Het is
beter niet verder over al deze waarnemingstechnieken uit te wei
den, hoe interessant het ook zou kunnen worden. Er is trouwens
kort geleden nog wat over geschreven (zie Aardoom, 1975). Toen
werd ook al wel geschreven over het geodynamische toepassings
gebied, maar daaraan moet toch ook hier nog wat aandacht worden
besteed.
Over de detaillering van de kennis omtrent het zwaartekrachtveld
is zojuist al een en ander opgemerkt. Daaraan moet nog worden
toegevoegd de meting van de periodieke variatie van dit veld als
gevolg van getijdedeformatie van de aarde. De mate van deze de
formatie kan ons iets leren over de materiële opbouw van de aar
de. Het bijzondere daarbij is dat de op de aarde uitgeoefende ge
tijdekracht nauwkeurig bekend is. Daarom is in de loop der jaren
zeer gevoelige apparatuur ontwikkeld en gebruikt om de getijde
deformatie van de aarde en de daarmee samenhangende variatie
van de zwaartekracht plaatselijk op het aardoppervlak te meten
(zie Melchior, 1966). Satellietbanen verklikken de globale getijde
variatie van het zwaartekrachtveld en dit heeft al sedert 1968 tot
interessante resultaten geleid. Evenals de klassieke aardgetijde-
meting kampt met storende invloeden van het oceanisch getij, is
dit helaas ook het geval met de satellietbepalingen. Het hinderlij
ke daarbij is dat het oceanisch en ook het atmosferisch getij het
zelfde frequentiespectrum hebben als het aardgetij, er is alleen
een mogelijk faseverschil. Lambeck et al (1974 a en b) hebben
deze getijde-interacties nauwgezet bestudeerd en vonden dat het
oceanisch getij een zeker niet verwaarloosbare invloed heeft op
de bepaling van het aardgetij. De moeilijkheid hierbij is dat het
verloop van het oceanisch getij niet voldoende bekend is om de
gewenste correctie aan het aardgetij te berekenen. Daarom is een
volledige ontkoppeling van oceanisch getij en aardgetij niet moge
lijk. Omgekeerd ontlenen genoemde schrijvers aan satellietbaan-
analyses informatie over het oceanisch getij. Hopelijk kan radar
hoogtemeting, zoals vanuit GEOS-3, het oceanisch getij ver loop op
178