hebben nu eenmaal consequenties voor andere staten. Zo mogen
o.m. de basislijnen niet aanmerkelijk afwijken van de algemene
richting van de kust. Hier ziet men de oorsprong van letterlijk de
zelfde tekst van het latere artikel 4 van het Verdrag van Genève
inzake de territoriale zee.
Afbakening van tegenover en naast elkaar liggende zeegebieden
Een betrekkelijk recente uitspraak van het Internationale Ge
rechtshof betrof regelrecht onze eigen Nederlandse belangen. Na
de totstandkoming van de vier Geneefse verdragen van 1958 inzake
het zeerecht en meer in het bijzonder van de inwerkingtreding en
vankrachtwording van deze verdragen voor het Koninkrijk en ande
re aan de Noordzee liggende landen, kon een aanvang worden ge
maakt met de verkaveling van het continentaal plat dat zich onder
de gemiddeld 100 m diepe Noordzee uitstrekt. Volgens één der
verdragen, het Verdrag inzake het continentaal plat*, is het conti
nentaal plat dat stuk dat zich uitstrekt buiten de territoriale zee
tot een diepte van 200 m of, voorbij dat punt, tot waar de diepte
van de bovengelegen wateren de exploitatie van de natuurlijke rijk
dommen van die gebieden nog mogelijk maakt. Een erg ongelukkig
geredigeerd verdragsartikel (maar dit soort teksten komt nu een
maal niet onder optimale omstandigheden tot stand en vormt vaak
de neerslag van een (politiek) compromis), dat de buitengrens vol
gens het tweede kriterium de laatste jaren gestaag heeft doen op
schuiven in zeewaartse richting. Aangezien het Noordzee-plat ge
heel onder het eerste kriterium valt, levert dat in elk geval geen
problemen op.
In de tweede helft van de jaren zestig zijn tussen de kuststaten
verscheidene bilaterale verdragen tot stand gekomen, waarbij de
afbakening volgens het middellijn-beginsel werd gevolgd (art. 6 van
het TTverdrag inzake het continentale plateau"): Noorwegen - Ver
enigd Koninkrijk, Noorwegen - Denemarken, Denemarken - Ver
enigd Koninkrijk, Nederland - Verenigd Koninkrijk, Nederland -
Denemarken, zodat aanvankelijk de verdeling van het continentaal
plat er ging uitzien als op figuur 2 aangegeven. Waarover aan de
onderhandelingstafel geen overeenstemming werd bereikt, was de
verdeling van het plat tussen Nederland, Denemarken en de Bonds
republiek Duitsland, die er met gebruik van de middellijn-methode
zou hebben uitgezien als aangegeven op figuur 2 (stippellijnen en
197
Zie Tractatenblad 1959, no 126. Het verdrag is op 10 juni 1964 in werking
getreden.