Nog op een andere manier probeerden de Duitsers hun positie te dramatiseren. Met hypothetische kaarten poogden zij aan te tonen tot welke onbillijkheden de equidistantie-methode aanleiding zou geven. Figuur 4 laat zien tot welke resultaten deze methode leidt ten gevolge van de aanwezigheid van een convexe c.q. concave kust lijn. Voorts werd met behulp van een grafiek geïllustreerd welk effect een uitstulping van de kust heeft op het verloop van de grens lijn: bij uitstulping van 1 km ontstaat op 50 km uit de kust een af wijking van t 10 km in de grenslijn. Het hoeft wel geen betoog dat deze beweringen en stellingen fel werden bestreden door de Neder landse en Deense delegaties voor het Hof. Toch heeft hun stelling dat de in art. 6 voorgeschreven methode een beginsel van algemeen geldend volkenrecht was, waaraan ook de Bondsrepubliek gebonden is, ook al levert zij een minder prettig resultaat op, voor het Hof geen stand kunnen houden. Het Hof besliste* namelijk dat de equidistantie-methode tussen de partijen bij het conflict niet gold en dat er geen andere methode was die verplichtend was voorgeschreven. De partijen moesten zien het onderling met elkaar eens te worden over een afbakening, die een billijke oplossing zou betekenen en waarbij zoveel moge lijk van ieders continentaal plat behouden blijft voor het land waar van het plat de natuurlijke voortzetting onder zee is, zonder dat inbreuk wordt gemaakt op de natuurlijke voortzetting van het land gebied van de andere staat. Dit betekende dat Denemarken, Neder land en de Bondsrepubliek weer aan de onderhandelingstafel moes ten plaats nemen. Met het oog op die onderhandelingen kregen de partijen nog een paar richtlijnen van het Hof mee, waarin in de al gemene configuratie van de kustlijnen als een eerste factor om mee rekening te houden, werd vooropgesteld. Die onderhandelin gen zijn succesvol verlopen en uiteindelijk is een nieuwe verdeling tot stand gekomen**, waarbij de Bondsrepubliek een flink stuk er bij kreeg 5000 km2) en waardoor het Duitse plat thans grenst aan het Britse plat. (Figuur 5). Bij bestudering van de gehele voor het Hof gevoerde procedure kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat het TTcartografisch of fensief" dat de Bondsrepubliek heeft geopend zijn uitwerking niet heeft gemist. Met name het optisch effect van de gestileerde en fictieve kaarten acht ik groot. Er is hier geen gelegenheid om op de juridische merites van het arrest in te gaan, maar in elk geval 201 Zie "Reports of judgements, advisory opinions and orders", 1969. Voor de tekst van het verdrag zie Tractatenblad 1971, no 53.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 202