vereniging gepleit. Ook de waterschappen rusten trouwens nog al tijd op het privaatrechtelijke substraat van eigenaren en gebruikers. Bij de rechtspraak onderscheiden wij op het onderhavige terrein al lerlei verbijzonderingen van de beide hoofdvormen: burgerlijke en administratieve rechtspraak, bijvoorbeeld de pacht- en grondka mers, de onteigenings- en ruilverkavelingsrechtspraak, de bouwar- bitrage. Op het gebied van de strafrechtspraak is dit, afgezien van het tuchtrecht, minder het geval. Voor de geodetisch ingenieur zijn langzamerhand al deze aspecten gelijkelijk van belang. Vanouds hield hij zich het meeste met het privaatrecht bezig, maar de stormachtige ontwikkeling van het ad ministratieve recht heeft voor hem en zijn werk zulke belangrijke implicaties dat het accent nu op beide hoofdgebieden in gelijke ma te moet worden gelegd. Het grondgebruikrecht brengt hem boven dien in intensieve aanraking met de functionele vakken die er op rusten, niet alleen het agrarisch recht, maar ook bijvoorbeeld het bouwrecht, het waterstaatsrecht, het milieurecht en het volkshuis- vestingsrecht. Op dit ogenblik valt nog niet precies te overzien hoe het zal gaan met de verdere ontwikkeling van het grondgebruikrecht en met na me niet of deze zal leiden in de richting van een codificatie óók van het publiekrechtelijke deel. Dit publiekrechtelijke deel vormt één van de door mij onderscheiden hoofdgebieden van het administra tieve recht, n.l. de ruimtelijke wetgeving, naast de economische, de sociale, de culturele en de fiscale wetgeving. Het is tegelijk het meest ontwikkelde en het meest chaotische deel van ons bestuurs recht en dat is niet met elkaar in tegenspraak, omdat de groei er het meest onstuimig is geweest. Dit gaf aanleiding tot mijn pread vies over de coördinatie van deze wetgeving voor de Juristenver eniging, waarin ik minimaal harmonisatie en zo mogelijk codifica tie heb bepleit met het oog op de eenheid van overheidsbeleid en rechtsbescherming beide. De naar aanleiding daarvan door het In stituut voor Bouwrecht ingestelde Werkgroep Coördinatie Wetge ving Onroerend Goed werkt deze gedachte verder uit en dringt er bij de regering op aan een keuze tussen of voor beide methoden van herziening in combinatie te maken. Wanneer de regering (me de) tot codificatie mocht besluiten, dan zou dit zeer versnellend kunnen inwerken op de eenwording van het administratieve recht als geheel, ofschoon een dergelijk wetgevingsproces ook dan nog minstens een eeuw in beslag zou nemen. Wat het onderwijs en on derzoek betreft is door mij het initiatief genomen tot oprichting van een interuniversitair instituut voor onroerend goed-recht, zo wel voor het universitair als voor het postacademisch onderwijs op dit immense gebied. 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 21