Zo'n kunstmaan zendt op bepaalde tijdstippen (radio-) signalen uit
die op een aards station ontvangen worden. Het tijdinterval (t* -tT)
tussen twee ontvangen signalen verschilt van het tijdinterval van
uitzenden (t2 - tj door het verschil in looptijd 0, - 02
Indien men geen rekening hoeft te houden met de atmosfeer dan
kan men de looptijden 0, en 02 berekenen uit de afstanden L. en
L2 en de lichtsnelheid c met 0. L, c en 6^ L»2 /c (zie figuur 2).
Indien de satellietposities S, en Sv op de tijdstippen t, en t2 bekend
zijn dan weet men dat het aardse punt A ligt op de verzameling
punten die een afstandver schil (L, - L hebben tot de punten S, en
S dus op een omwentelingshyperboloide met ST en So als brand
punten*. Door een aantal van deze metingen te verrichten met be
hulp van dezelfde satelliet, of met verschillende satellieten, kan
men A in de ruimte bepalen.
Aangenomen is hierboven dat de posities van de satelliet bekend
zijn. Deze posities kunnen bepaald worden door vanaf een aantal
vaste aardse stations zoveel mogelijk metingen te verrichten van
bovengenoemde soort. Men krijgt zo een groot aantal vergelijkin
gen waaruit men de volgende gegevens kan oplossen: de baangege-
vens van de satelliet, de coördinaten van de vaste stations, en de
nodige parameters van het zwaartekrachtveld.
De meest principiële bronnen van fouten zijn: de onbekende voort-
plantingssnelheid in de troposfeer en in de ionosfeerde storingen
van de satellietbeweging door deeltjes en door straling van de zon
en de restfouten in het zwaartekrachtveld van de aarde.
226
Hierbij is aangenomen dat de gang van de klok in de satelliet en de gang van
de aardse klok een bekend verschil hebben. Als dit verschil onbekend is,
dan is een extra waarneming nodig.