omheen de trappen zijn aangelegd. Deze pijlers dienen om in het
observatorium trillingvrije opstelling van instrumenten te hebben.
Zolang door het kanaal alleen nog maar zeilschepen voeren had
deze trillingvrije opstelling inderdaad reële betekenis. In onze tijd
echter rammelden kastdeuren en de kopjes op de schotels en wer
den colleges onderbroken als een schip driemaal fluitend (de laat
ste toon extra lang!afremde voor het passeren van de Oostpoort-
brug. De schepen zijn ongetwijfeld hindelijker geweest dan de
stoomlokomotieven, waar Schols zo!n narigheid van verwachtte,
hadden kunnen zijn.
We zouden met de beschrijving van de inwendige architectuur van
het gebouw nog wel enkele bladzijden kunnen vullen. We zouden
kunnen vertellen van de hoge tempelachtige gangen, het glas-in-
lood in de ramen van de toren, de fraai geschilderde lovertjes op
de balken in de grote practicumzaal. Het is allemaal even interes
sant. Toch zullen we het niet doen, om ons verhaal niet te lang te
maken. Wat de uitwendige architectuur betreft vindt de lezer mis
schien wel een afdoende beschrijving in de volgende historische ge
beurtenis. Op zekere dag stopte er een rijtuig voor het gebouw en
er werd gescheld. De heer Moen opende de voordeur en hoorde tot
zijn verbazing de bezoeker vragen "of hij de Moeder-Overste even
mocht spreken"
Aanvankelijk volgden alleen de studenten van de studierichting Weg
en Waterbouwkunde colleges in de geodesie. Zij verrichtten een
groot aantal oefeningen. Een studierichting geodesie, laat staan
een onderafdeling geodesie bestond nog niet. Er was alleen een La
boratorium voor Geodesie als onderdeel van W. en W. Overblijfse
len van deze toestand vindt men nog steeds. Ook heden ten dage
gebruikt men bij geodesie vaak de uitdrukking laboratorium voor
geodesie' als men de Onderafdeling der geodesie1 bedoelt, bijvoor
beeld in het briefhoofd.
Het aantal personeelsleden, dat voor de vrij omvangrijke onder
wijstaak beschikbaar was, kon op de vingers van één hand worden
geteld. Het onderzoek was sterk verweven met het werk van de
Rijkscommissie. Belangrijk onderzoek werd bijvoorbeeld verricht
door de ingenieur van de Rijkscommissie F. A. Vening Meinesz.
Aan het routinewerk hoefde deze niet mee te doen. Men was bang
dat hij dan weg zou lopen. "Hij is gefortuneerd", aldus Prof. Keu-
velink tijdens een vergadering, "tractement is voor hem volkomen
onbelangrijk!
In het begin van de twintiger jaren, gaat het gezichtsvermogen van
Heuvelink achteruit. Hij ondervindt hiervan grote hinder bij het
uitoefenen van zijn onderwijstaak. In 1926 wordt hij opgevolgd door
245