plaatsen moesten openhakken om deuren te maken naar de nieuwe
kamers, hebben ervaren hoe degelijk het gebouw van Schols wel in
elkaar zat.
Gedurende een vijftal jaren is het geodesiegebouw dan tjokvol per
soneel. Behalve het personeel van de onderafdeling, dat dan nog
uit minder dan twintig personen bestaat, werken in het gebouw
mensen van het I.T.C., van de Meetkundige Dienst, van de Bijhou-
dingsdienst der Rijksdriehoeksmeting en de studenten van twee on
derwijsinstituten, de T.H. en het I.T.C. Wel doet het woonhuis,
waar na Prof. Heuvelink ook Prof. Schermerhorn nog geruime tijd
woonde, niet meer als zodanig dienst. Het is als kantoorruimte bij
het gebouw getrokken.
In 1956 komt het nieuwe I.T.C.-gebouw gereed. De conciërgewo
ning en de wagenloods waren hiervoor gesloopt. Daarbij voltrok
het einde van de wagenloods zich in twee fasen. Hij werd van zijn
fundament losgemaakt op een truck gevijzeld en gadegeslagen door
de bijna voltallige geodesiegemeenschap in de tuin van buur afdeling
electrotechniek gereden, om daar nog enige tijd dienst te doen als
materiaalloods voor het bouwbedrijf. De tuin is nooit meer hersteld;
in plaats daarvan kwam er een parkeerterrein.
Als de nieuwbouw klaar is, lijkt het alsof de onderafdeling uit een
houdgreep wordt losgelaten. De Meetkundige Dienst en de I.T.C.
vertrekken naar hun nieuwe behuizing. Er komt ruimte en men
krijgt overzicht. Het gebouw en het woonhuis krijgen een opknap
beurt, waarbij diverse verbouwingen plaatsvinden. Destijds was
men vol lof over de uitvoering, ook al was er toen al een enkeling
die het betimmeren van de panelen van wanden, kasten en deuren
met gladde platen, het wegnemen van de glas-in-lood ramen van de
toren, het witschilderen van het trappenhuis en het afstoten van het
oude oer-degelijke meubilair uit 1895 met gemengde gevoelens
aanschouwde. Maar alles zonk in het niet bij de gedachte, dat men
eindelijk baas in eigen huis was.
Gedurende de eerstvolgende jaren zwommen de geodeten in de
ruimte. Er was zelfs een !kantine! op de eerste verdieping. Maar
dat was slechts om alle kamers een bestemming te geven. Men
moest de koffie elders halen en bij de komst van Prof. De Haan
promoveerde de kantine tot hoogleraarskamer.
Het is zeer de vraag of men de verbouwing zoals die in 1956 werd
uitgevoerd, heden ten dage nog zo zou doen. Wij zijn van mening
dat het karakter van het gebouw werd aangetast. Maar het was de
geest van de tijd, een tijd waarin in ons land langs de wegen tallo
ze bomen werden gerooid en de zucht tot gladmaken nog maar bij
weinigen weerstanden had opgeroepen. Wellicht is voor het geode
siegebouw eens een restauratie mogelijk.
248