Uit de vijftiger jaren stammen ook de eerste reglementen en voor
schriften, die de onbeteugelde vrijheden van de geodeten moesten
beperken. Het trappenhuis heeft zeker geen slechte akoestiek, zo
als een ieder die aldaar het snelliuslied heeft gezongen of horen
zingen wel weet. De schrijver van dit artikel had dan ook de ge
woonte om vaak zingend of fluitend de trappen op en af te gaan.
Maar op zekere dag zag hij op de omgang van de eerste naar de
tweede trap zich plotseling geplaatst tegenover een bordje Verbo
den te fluiten of te zingenL Navraag bij de toen net van de grond
komende afdeling Administratie leverde de wetenschap op, dat het
verbod inderdaad serieus bedoeld was. Het bordje is geen lang le
ven beschoren geweest. Studenten namen het tijdens een afstudeer-
ceremonie, zingend mee naar boven en wierpen het van de toren,
waarna het verregende tussen de struiken van de botanische tuin.
Latere voorschriften en reglementen bleken heel wat beter bestand
tegen verbleking I
In de zestiger jaren komt de onderafdeling in de stroomversnelling
terecht. Er breekt een tijd aan waarin het lijkt alsof alles mogelijk
is. Het aantal gewone hoogleraren is inmiddels gestegen tot vijf.
Zij verrichten onderzoek elk op hun eigen gebied en dat vraagt be
halve tijd en geld, personeel en ruimte. Het personeel breidt zich
dan ook jaarlijks uit. De verj aarsbij eenkomsten waarbij de gehele
onderafdelingsgemeenschap om één tafel kon zitten behoren reeds
lang tot het verleden. Er ontstaat ruimtegebrek, hetgeen de onder
afdeling noodzaakt dependenties te stichten in vrijkomende ruimtes
in andere gebouwen. De stemmen over nieuwbouw klinken steeds
luider. Het einde van het gebouw van Schols als geodetisch insti
tuut begint zich af te tekenen.
Tachtig jaren! Een enorme hoeveelheid arbeid is in het gebouw
verricht. Natuurlijk is ook bij geodesie niet alles koek en ei. Er
zijn mensen geweest die het gebouw verlieten, de dure eed zwe
rend er nooit meer één voet in te zetten. Maar hun aantal was
klein. Wij zijn er van overtuigd dat de sfeer van het gebouw, die
vooral voelbaar was bij bijeenkomsten en recepties in de grote
practicumzaal, waarbij altijd weer bekende gezichten opdoken, er
toe heeft bijgedragen dat de geodetisch ingenieurs een sterke ge
hechtheid voelen met hun vak en met elkaar.
Naschrift. Een verhaal als dit kan alleen tot stand komen als de
auteur door anderen geholpen wordt. De historische gegevens over
het geodesiegebouw zijn niet talrijk en niet gemakkelijk vindbaar.
Bijzonder veel dank zijn we daarom verschuldigd aan de heer N.
van der Schraaf van de Rijkscommissie voor Geodesie die de stuk-
249