dwenen) in april 1972 bericht dat het ontwerp was goedgekeurd, voor een maximaal budgetbedrag van f. 16.750.000, inclusief 16$ BTW (peil maart 1972). Er ging toen nog enige tijd heen met het bestekklaar maken van het ontwerp. In augustus 1972 vond de aan besteding plaats, de bouw werd gegund aan de Aannemingsmaat schappij D. de Rooy N.V. te Badhoevedorp als bouwkundig aanne mer; uiteraard waren er voor verschillende onderdelen van het bestek diverse andere aannemers. Gezien vanuit de onderafdeling begon dus in augustus 1972 de ma chinerie weer te draaien. In deze tijd kwam ook het kunstwerk van Mieke van Zanten, dat een wand van de entreehal zou gaan sieren, in bespreking. Maar de omstandigheden waren enigszins veran derd. Het bureau IBER was inmiddels overgenomen door een groot concern dat mede bepaalde aannemersactiviteiten bedreef. Door de T.H. werd geoordeeld dat bij de bouw de toezichthoudende functie van het architectenbureau mogelijk in conflict zou kunnen komen met de aannemersfunctie waaraan het nu tevens gelieerd was. Mede uit een oogpunt van bezuiniging was daarom besloten dat de uitvoering van het werk niet verzorgd zou worden door de archi tect maar door de Gebouwendienst van de T.H. In december 1972 waren de koppen van de inmiddels al twee jaar staande heipalen afgehakt en begon het storten van de fundering. Nu werden ook de S-vergaderingen weer regelmatig gehouden; on danks de uiteraard wel eens voorkomende verschillen van inzicht verliepen ze altijd in een plezierige sfeer. Het architectenbureau was in de regel niet meer vertegenwoordigd. Als hoofdopzichter en projectleider namens de Gebouwendienst van de T.H. fungeerde de heer B. Brandenburg, en met grote erkentelijkheid moet gewag worden gemaakt van de belangrijke rol die hij en het team van an dere deskundigen van de Gebouwendienst bij de bouw hebben ge speeld. Oppervlakkig gezien vanuit de onderafdeling ging alles van een leien dakje, maar de aannemer en het team van de T.H. hebben grote moeilijkheden moeten overwinnen. De plaatsruimte schiet tekort om hierop in te gaan - als voorbeeld kan slechts genoemd worden dat bij de novemberstorm van 1973 de directiekeet volledig werd weggeblazen en verdere schade werd aangericht. Tot in mei 1974 kwamen er verder belangrijke wijzigingen in de wensen van de onderafdeling, die zeker niet bevorderlijk waren voor een vlot te afwikkeling, maar waaraan naar mogelijkheid met grote inschik kelijkheid en inzet door de betrokken autoriteiten en deskundigen van de T.H. werd tegemoetgekomen. Op 5 april 1974 was het hoogste punt bereikt en kon schrijver de zes, als toenmalig dekaan van de onderafdeling, bij het "pannen- 261

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 262