pen, onder gelijktijdige verruiming van de doelstellingen. Hoe komt het dat men voor de stadsvernieuwing - dus de herinrichting van stedelijke gebieden - blijkbaar nog steeds niet van deze geavanceer de uitvoeringsmethodiek wil gaan profiteren en in plaats daarvan blijft voortmodderen met een gebrekkig arsenaal van onderling niet gecoördineerde juridische, financiële en organisatorische uitvoe ringsmiddelen, vaak zelfs los van enig uitvoeringsplan? De voornaamste oorzaak zal wel hierin liggen, dat men meent dat stadsvernieuwing niet in de eerste plaats een zaak is van meerzij dige grondruil tussen eigenaren, doch van herinrichting van gebou wen ten behoeve van bewoners en bedrijfsexploitanten. Nu is dit maar ten dele waar, omdat ook vele veranderingen in het grondge bruik buiten de gebouwen zullen moeten worden aangebracht. Maar los daarvan, waarom zou de herinrichting van gebouwen niet in het kader van stedelijke herverkaveling kunnen plaats vinden, zelfs zonder dat men iedere eigenaar afzonderlijk via onteigening of aan schrijving behoeft te dwingen? De grondoorzaak zal nog wel dieper liggen, namelijk hierin dat men de deelname van de vele kleine par ticuliere eigenaren in de stadsvernieuwing niet meer ziet zitten. Vaak zal daar nog bij komen, zeker in de grote steden, de idee dat men de eigendom liever door erfpacht zou vervangen, teneinde op basis daarvan ook het beheer van woningen en woonomgeving te kun nen regelen. Men gooit dan echter met het kind van de eigendom, tevens het badwater van de herverkaveling weg, die mits onder be hoorlijke wettelijke waarborgen beter dan welk instrument ook een omzetting in erfpacht zou kunnen bewerkstelligen. Onteigening kan dat natuurlijk ook, maar schakelt volkomen nodeloos de kleine par ticuliere eigenaren uit en daarmee de investeringen waarmee deze sinds jaar en dag het overgrote deel van het stedelijk grond- en ge bouwenkapitaal hebben gefinancierd. Herverkaveling biedt de moge lijkheid om de eigenaar naar keuze weer de volle eigendom van een vernieuwde of verbeterde woning tegen een behoorlijke herverkave lingsrente met slechts publiekrechtelijk toezicht op het onderhoud toe te delen, dan wel eigendom of erfpacht met daaraan gekoppeld een privaatrechtelijk beheersstatuut (bijvoorbeeld verplichte ver huur aan een stichting voor centraal woningbeheer, die doorver- huurt aan de bewoners en het onderhoud verzorgt), danwel alleen een aandeel in een collectieve eigendoms- en beheersvorm of - als hij ook dat niet wenst - algehele vergoeding in geld. Wat wil men eigenlijk nog meer, ook uit gemeenschapsoogpunt? Maar nu terug naar de planologische geodesie en haar bijdrage in het geheel van de planologie. Het is duidelijk dat die bijdrage niet beperkt behoeft te blijven tot het plan van toedeling in de ruil- of 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 29