VAN RUILVERKAVELING NAAR LANDINRICHTING ir. J. H. W. Makkinga Ruilverkavelingswet 1954 De ruilverkavelingswet van 1954 kent twee juridische vormen van ruilverkaveling, nl. uit kracht van een overeenkomst of uit kracht van de wet. De doelstelling van beide vormen is behartiging van de belangen van land-, tuin-, bosbouw of veehouderij. De ruilverkaveling uit kracht van een overeenkomst wordt ook wel de vrijwillige ruilverkaveling genoemd. De procedure van de r4uil- verkavelingsovereenkomst is summier geregeld in slechts vijf arti kelen. Kenmerkend voor de ruilverkavelingsovereenkomst is dat de herindeling tot stand komt op grond van een uitgewerkt plan, zo wel wat betreft de nieuwe kavelindeling als de financiële consequen ties, op basis van vrijwillige overeenstemming van alle betrokken eigenaren. In de zestiger jaren zijn vrij omvangrijke ruilverkave lingsovereenkomsten - veelal gepaard gaande met uitvoering van werken - van de grond gekomen. Naarmate echter het aantal eige naren toeneemt en naar mate ook niet zuiver agrarische aspecten in het plan moeten worden opgenomen, wordt het steeds moeilijker tot overeenstemming te komen. In 1971 is daarom een variant op de ruilverkavelingsovereenkomst geïntroduceerd, de zogenaamde kavelruil, vooral bedoeld voor objecten van beperkte omvang en met een minimum aan uit te voeren werken. De sterke kanten van deze vorm van ruilverkaveling op basis van vrijwilligheid zijn de volledige participatie van de eigenaren, de vrij eenvoudige proce dures en de korte uitvoeringsduur. Beperkingen zijn met name ge legen in de besluitvormingsprocedure, omdat de vereiste instem ming van alle betrokkenen een optimale herindeling in de weg staat. Kenmerkend voor de ruilverkaveling uit kracht van de wet, de zo genaamde wettelijke verkaveling, is het behoud van toedelingsrech ten op gronden in beginsel naar evenredigheid van de inbreng. Iede re eigenaar heeft aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard als hij inbrengt. De uitvoering van een wettelijke ruilverkaveling duurt vrij lang. Looptijden van 8 tot 12 jaar zijn normaal. Er zijn in de wet onvoldoende mogelijkheden aanwezig om een plan zo nodig aan te passen aan gewijzigde inzichten. 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 50