om een plaatsbepaling te geven van de ruimtelijke ordening in het
geheel van beleidsterreinen. Lange tijd is die plaats vrij onduide
lijk geweest. De Wet en het Besluit Ruimtelijke Ordening hebben
de ruimtelijke ordening een stuk verduidelijkt. Dit heeft toch niet
verhinderd dat mensen, die in de ruimtelijke ordening werkzaam
zijn, met identiteitsproblemen hebben gezeten en nog zitten. Een
grote verheldering is opgetreden toen de Commissie Voorberei
ding Onderzoek Toekomstige Maatschappijstructuur (commissie
de Wolff) in 1970 haar rapport uitbracht. In dat rapport wordt on
derscheid gemaakt in /r/cc/beleidsterreinen en sec/oibeleidster-
reinen. De sectorbeleidsterreinen onderscheiden zich van facet
beleidsterreinen door hun uitvoerend karakter. De sectoren zitten
zoals dat wel eens wordt gezegd bij de TTspending departments". De
in artikel 2 van de Wet Ruimtelijke Ordening genoemde "plannen
voor facetten van het nationale ruimtelijke beleid" zijn in de ter
minologie van de commissie de Wolff sectorplannen. De beleids
sectoren zijn b.v.: volkshuisvesting, wegenbouw, de natte water
staat, het vervoer, de landbouw, de electriciteitsvoorziening, enz.
Het eigenaardige van de facetbeleidsterreinen is dat ze als het wa
re dwars op de sectoren staan. In de facetbeleidsterreinen worden
een groot aantal sectoren op een bepaald kenmerk gecoördineerd.
De drie bekendste facetten zijn nu:
- de ruimtelijke ordening
- de financieel-economische ordening
- de sociaal-culturele ordening.
De studies m.b.t. deze facetten zijn ondergebracht bij de drie zgn.
f acetplanbur eau? s
- Rijksplanologische Dienst
- Centraal Planbureau
- Sociaal en Cultureel Planbureau.
Deze diensten verschillen onderling enigszins van karakter. De
Rijksplanologische Dienst is uitdrukkelijk een beleidsdienst, het
Centraal Planbureau is een tamelijk onafhankelijke onderzoek
dienst, terwijl de ware aard van het Sociaal en Cultureel Planbu
reau nog moet blijken.
De drie facetplanbureaus worden op hun beurt weer overkoepeld
door de Voorlopige Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbe
leid, die wetenschappelijkheid en integraliteit in haar vaandel
draagt. Beide laatste eigenschappen zijn belichaamd in een college
van wijze vrouwen en mannen bijgestaan door een klein secreta
riaat. Deze ingewikkelde constructie, die alleen op rijksniveau
bestaat, is wel erg verhelderend voor de plaats van de ruimtelijke
ordening. De ordening verloopt voor een flink deel door coördina
tie van een groot aantal diensten, die een aanspraak op de ruimte
82