tige aanpak tot dusver. Het wettelijk kader voor deze infrastruc tuurplanning ontbreekt vrijwel. Bij de landinrichting* ligt de zaak wat anders. Een belangrijk be leidsstuk zal zijn de structuurschets landelijk gebied als onderdeel van de deelnota over het landelijk gebied (derde deel Derde Nota r.o.). Tegelijkertijd zijn in voorbereiding: - het structuurschema landinrichting - het structuurschema openluchtrecreatie - het structuurschema natuur- en landschapsbehoud. De landinrichting, zoals die zich nu ontwikkelt bouwt sterk voort op de traditie van de ruilverkaveling. Dat wil zeggen dat er sprake is van een sterk projectmatige, uitvoeringsgerichte aanpak. De overheidsactiviteit concentreert zich in een bepaalde periode, waarna het gebied weer aan het vrije spel van maatschappelijke krachten wordt overgelaten. Enkele grote landinrichtingsprojecten, die nu worden voorbereid zijn Midden-Delfland en de Veenkoloniën. Beide worden gebaseerd op een speciaal daarvoor gemaakte wet. In beide gevallen is een flinke discussie gaande over de relatie van de projecten met de wetgeving ruimtelijke ordening. Ook bij de voor bereiding van de landinrichtingswet is dit een punt. Er zijn twee parallellen tussen de aanpak bij de aanleg van infra structuur en de landinrichting: 1. in beide gevallen heeft het rijk een duidelijke uitvoerende taak 2. er is bij beide sprake van een projectgewijze uitvoering. De stadsinrichting vertoont een aantal trekken, die verschillen van de aanleg van infrastructuur en de landinrichting. Daar ligt de uit voerende bevoegdheid vooral bij de gemeentelijke overheid. Het rijk geeft haar denkbeelden aan in de structuurschets voor de ver stedelijking en is voor het overige verlener van talrijke soorten subsidies aan gemeenten. Tevens is er naar aard van de problemen een duidelijk verschil tussen stadsuitbreiding en stadsvernieuwing. Het is opmerkelijk dat tot nu toe streek- en structuurplannen nau welijks betrekking hebben op stadsvernieuwing, terwijl slechts weinig stadsvernieuwingsgebieden door bestemmingsplannen wor den bestreken. In ruimtelijke plannen is met andere woorden de stadsvernieuwing stiefmoederlijk bedeeld geweest. Daartegenover 69 Hier is sprake van twee verschillende vormen van het gebruik van het begrip landinrichting. In het eerste geval is sprake van de definitie volgens Prof. P. de Haan, zie: Bestemming, inrichting en beheer van landelijke gebieden (de Pacht, mei 1974), in het tweede geval is het begrip iets enger gedefinieerd met de nadruk op de inrichting t.b.v. de landbouw.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 70