de werkelijkheid we te maken hebben). In zeer algemene zin valt er echter toch wel iets van te zeggen. De volgende beschouwingen, aan de hand van eerdergegeven schema's, kunnen een indicatie ge ven (enkele toespitsingen zijn gegeven in de sfeer van de ruimte lijke planning): - de huidige werkelijkheid Waarom een plan wordt opgesteld is niet altijd duidelijk. Degenen die er enige tijd mee bezig zijn vereenzelvigen zich er zo mee dat ze deze zeer wezenlijke vraag vaak niet meer stellen; deze wordt dan bij de presentatie van het plan niet of slechts impliciet beant woord. Men verwijst veelal naar de gestelde doelen en vergeet dat deze slechts hebben kunnen ontstaan dank zij de impliciete veronder stelling dat een plan nodig zou (kunnen) zijn. De doelstelling in het planproces is echter al deel van dat proces; de reden om het pro ces te starten was er vóór het plan. De doelen sluiten - als het goed is - weliswaar aan op die reden, maar geven er een bewerk te, geoperationaliseerde, vorm aan. Om zicht te krijgen op het waarom van een plan is het nodig om terug te gaan naar de uitgangssituatie die aanleiding was om met de opstelling ervan te beginnen. Een goed inzicht in beginsituatie, onvolkomenheden, spanningen, impulsen voor eventuele verande ring en de verklaring van dit alles is een eerste vereiste ter be oordeling van de aard en omvang van de problemen waarvoor men gesteld is en ter oplossing waarvan men besloot iets te gaan doen. Pas op grond van een dergelijke analyse kan zinnig worden gespro ken over de eventuele noodzaak van een plan en de gewenste uit werking van dat plan, zomede over de vraag wie het best gekwali ficeerd is om het aan te vatten en wie daar verder in betrokken zullen moeten worden (overleg, inspraak, etc.). Te vaak reageert men op een incidentele aanleiding om pas later te bemerken dat men zich in een gecompliceerd probleemveld bevindt. Dan is het vaak echter al te moeilijk om het inmiddels gestarte planningpro ces nog zodanig bij te sturen dat dit op realistische wijze aanslui ting vindt op het gehele probleemveld. - de doelstelling Een doelloos plan is een zinloos plan. Er moet een aanleiding zijn om over een plan te gaan denken en er aan te gaan werken. Die aanleiding moet ook een reden hebben. Daarin ligt, wellicht ver scholen, het feitelijke doel van het plan opgesloten. Doelstelling is in het proces van opstelling van het plan het expliciet en opera tioneel maken van dat doel; dat is het wezenlijke, de bestaans grond, van het plan. 82

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 83