van opeenvolgende ruilverkavelingswetten (1924-1974) zal worden vervangen door een eerste landinrichtingswet. In de sfeer van het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs vin den we deze ontwikkeling weerspiegeld. Dit kan bijvoorbeeld ten aanzien van het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding blijken uit een analyse van het wetenschappelijk onderzoekspro gramma. In de periode 1968-1973 steeg het percentage niet-agrarisch on derzoek van 7$ tot 29$. Hiervan was in 1973 8$ gewijd aan open luchtrecreatie, 13$ aan milieu-onderzoek, 5$ aan verkeer op en bewoning van het platteland en 3$ aan onderzoek van de natuur. De eerder aangeduide integrale doelstelling komt tot uitdrukking in een stijging van 3$ tot 15$ van het aandeel van het onderzoek waar bij meer dan één aspect was betrokken. De resultaten van deze ontwikkelingen van het onderzoek vinden ook hun weg in het wetenschappelijk onderwijs, ondermeer in de opleiding tot geodetisch ingenieur zoals blijkt uit de opzet en uit werking van het nieuwe studieprogramma. Het noemen van de ter men 'landinrichtingT en 'stadsinrichting' is voor insiders voldoen de. In een bijdrage aan het gewijzigde studieprogramma terzake van de ?inrichtingslijn! zijn de volgende uitgangspunten gesteld: - de eigen identiteit van de geodetische discipline dient te wor den gewaarborgd; - de opleiding tot geodetisch ingenieur dient te beantwoorden aan en zo mogelijk te anticiperen op de vraag naar geodeti sche ingenieurs; - in de opleiding dient meer aandacht te worden besteed aan de de relaties tussen menselijke activiteiten - met inbegrip van de onderlinge interacties - en de natuurlijke hulpbronnen. Ten aanzien van de identiteit van het vakgebied kan worden opge merkt dat het meer complexe karakter van de inrichtingswerken het des te noodzakelijker maakt bij voortduring aandacht te blijven schenken aan de typische geodetische facetten hiervan. Als zodanig zijn te noemen identificatie, registratie van maat en getal, karto- grafie en juridische aspecten van de diverse ruimtelijke elementen. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen vergt een proces van con tinue verkenning en bijsturing in het opleidingsprogramma.Het ziet er naar uit dat instellingen, werkzaam op het gebied van de ruim telijke ordening, de land- en stadsinrichting en de automatisering van databanken, belangstelling zullen hebben voor de geodetische opleiding mits bepaalde basiskennis omtrent deze gebieden aanwe zig is. De thans aangevatte vraagstukken van land- en stadsinrichting heb- 90

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1975 | | pagina 91