Eigen electronische apparatuur werd in 1965 verkregen. Dit op
grond van de aanbevelingen van een door de dienstleiding gevorm
de werkgroep, die voornamelijk bestond uit ingenieurs uit ver
schillende onderdelen van de dienst. De apparatuur, voornamelijk
bestemd voor reken- en tekenwerkzaamheden, werd geplaatst bij
het toen nog bestaande Centraal Teken- en Opleidingsbureau (CTO)«
Met de komst van deze apparatuur werd binnen het CTO een afde
ling voor automatisering van technische werkzaamheden gevormd,
aan het hoofd waarvan een geodetisch ingenieur werd geplaatst.
Daar deze afdeling ook bestudeerde wat de automatisering zou kun
nen verbeteren aan allerlei processen binnen de dienst, werd hier
mee tevens een eerste stap gezet op de weg naar de vorming van
een afdeling voor onderzoek. Dat de start bij het CTO bescheiden
moest zijn blijkt wel uit het feit dat de rekeneenheid die deel uit
maakte van de geleverde apparatuur een werkgeheugen had van 1 K
en een programmageheugen van 2 K woorden (18 bits).
Niet alleen vanuit deze hoek werd gewerkt aan onderzoek en auto
matisering. Zo werd, eveneens in 1965, in samenwerking met de
afdeling der Geodesie en de Heidemij, een systeem operationeel
voor de automatische verwerking van meetgegevens volgens de
voerstraalmethode. De afdeling der Geodesie zorgde hierbij
o. m. vpor de systeemanalyse en het systeemontwerp. Het geheel
werd nader onderzocht in een proef (Dinther - Suawoude) onder lei
ding van een tweetal ingenieurs van het Kadaster. De contacten
met de afdeling der Geodesie hadden ook betrekking op de automa
tisering van de ruilverkavelingsadministratie en de toedeling bij
rui Iver kave lingen.
Nadat door deze contacten een systeem was ontwikkeld en gebruikt
voor de automatisering van een gedeelte van de ruilverkavelings
administratie, kwam in 1971 de eerste fase van een verbeterd sy
steem (ARAK) tot stand. Het werd in nauwe samenwerking tussen
het CTO en IBM ontworpen en in datzelfde jaar in een proefproject
toegepast.
Een jong geodeet werd aangetrokken om, in hoofdzaak gesteund
door een tweetal ingenieurs werkzaam bij ruilverkavelingen, een
geautomatiseerd systeem te ontwerpen t. b. v. het ontwerp-plan
van toedeling bij ruilverkavelingen. De programmering geschied
de bij het CTO. Het systeem, dat de naam ATOR kreeg, werd in
1973 operationeel op de in 1972 aldaar geplaatste Philips-compu
ter (64 Kbytes) die belangrijk meer mogelijkheden bood dan de
tot dan gebruikte rekeneenheid.
Het CTO wist deze mogelijkheden goed te benutten. Niet alleen
werden bestaande systemen verbeterd, wat bijvoorbeeld leidde
tot een eigen systeem tTDetailmetingtT dat beter bruikbaar en
veel sneller was dan het hiervoor genoemde systeem voor de
130