Namens de afdeling
Het was meen ik prof. Van Wely die het begrip "het geodetisch
establishment" heeft geïntroduceerd. Hij bedoelde hiermee de geo
deten die minstens de leeftijd van 40 jaar hebben bereikt en die in
vloedrijke posities in het vakgebied hebben ingenomen. Deze groep
bepaalt voor een belangrijk deel de realisatie van nieuwe initiatie
ven, zoals bijvoorbeeld het project "Grootschalige Basiskaart Ne
derland". Door de jeugdige overmoed van de leden zal de 40-jari-
ge "Snellius" waarschijnlijk nooit tot dit establishment gaan beho
ren. Toch heb ik de invloed van het gezelschap op het afdelingsge-
beuren in de loop der jaren aanzienlijk zien toenemen. Ik spreek
hierbij uit eigen ervaring, omdat ik ongeveer 20 jaar geleden se
cretaris van "Snellius" was. In die niet-gedemocratiseerde tijd
was de secretaris min of meer de offici'éle contactpersoon tussen
het afdelingsbestuur en de studentengroepering. De studenten wa
ren in geen enkel afdelingsorgaan vertegenwoordigd; de schrifte
lijke voorstellen van het Snelliusbestuur werden in de afdelings-
raad meestal niet met veel instemming begroet.
Thans zijn veel studenten actief in het bestuur, de. afde lings raad,
de onderwijscommissie, de commissie voor de wetenschapsbeoe
fening, de vakgroepen en de verschillende tijdelijke commissies-
De SOKO is het overlegorgaan dat belangrijk is voor de menings
vorming van de studenten. Als dekaan van de afdeling merk ik
dat de studentenvertegenwoordigers meestal goed voorbereid aan
de besprekingen deelnemen. Met hun inbreng wordt terdege reke
ning gehouden. De studenten brengen hun meestal juiste stand
punt echter vaak ongenuanceerd, van schipperen willen zij niets
weten. In de afdelingsraad vraagt dit van de andere leden en met
name van de dekaan, die rekening moet houden met de beperken
de randvoorwaarden, veel geduld.
Toch zouden we de stem van Snellius niet graag willen missen.
Vooral waar het gaat om belangrijke veranderingen die binnen de
afdeling staan te gebeuren. Het studentenaantal zal aanzienlijk
toenemen, het studieprogramma wordt ingrijpend gewijzigd, de
studieduur wordt verkort, ernstige personeelskortingen dreigen.
In de eindfase van hun studie zullen en moeten de studenten een
steeds belangrijker bijdrage leveren aan de ontwikkeling van ons
vakgebied. Vandaar dat ik hoop dat de goede verstandhouding tus
sen Snellius en het afdelingsbestuur nog lange tijd zal worden ge
continueerd.
Namens de afdeling wens ik het Landmeetkundig Gezelschap Snel
lius geluk met het achtste lustrum.
Prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts,
dekaan»
12