van onafhankelijk advies, kost het mij bepaald moeite over ons
werk een wat algemenere beschouwing te geven. De elementen
waarmee een advies wordt opgebouwd zijn meestentijds variabel,
zowel op zichzelf als in hun onderlinge verhouding. Ieder advies
moet helemaal nieuw worden onderbouwd en opgebouwd. Beroe
pen lenen zich door hun aard en verscheidenheid niet voor afdoe
ning volgens een bepaald recept. Om het in de semantiek van de
waarnemingsrekening te zeggen: we schakelen wel in en uit,
maar *t "model" heeft niet veel om Tt lijf.
Het beschrijven van het proces van belangenafweging is helemaal
een "vraagstuk". Ik dank des te meer ir. Van Veen voor diens
daarover TTingebracht bescheid", dat ik ponds-ponds-gewijs over
dit opstel heb verdeeld.
2. Positie van het bureau
Het Kroonberoep in stedebouwkundige procedures is niet nieuw.
Onder vigeur van de (oude) Woningwet 1901 kon een belangheb
bende ook al bij de Kroon in beroep gaan tegen een "plan van uit
breiding". Van oudsher acht de Raad van State het noodzakelijk,
dat naar aanleiding van dergelijke beroepen ter plaatse een veel
omvattend technisch-deskundig onderzoek wordt ingesteld. Reeds
vóór de Tweede Wereldoorlog zocht de Raad van State voor dat
onderzoek en het op grond daarvan aan de Raad uit te brengen
advies een deskundige buiten zijn eigen organisatie. De praktijk
leerde al spoedig dat het niet mogelijk was over dit soort be
roepszaken een zuiver (technisch-) deskundigenadvies uit te
brengen. De problematiek heeft bijna altijd vele facetten (bij
voorbeeld financiële, juridische, bestuurlijke) die noodzakelijk
van meet af aan bij het onderzoek en het advies in de gaten ge
houden moeten worden. Zelfs binnen één bureau is de problema
tiek nauwelijks op te delen. Een beroepszaak wordt als regel zo
veel mogelijk door een allrounder behandeld.
Die realiteit heeft er, als ik het goed zie, toe geleid, dat de
Raad van State aan de eerderbedoelde deskundige om een inte
graal advies vraagt, maar met het volgende verzoek: doe het
omwille van de doelmatigheid zoals de Raad van State het zelf
zou doen, d.w.z. "onafhankelijk".
De eerste TTdeskundigeTT die destijds door de Raad van State werd
aangezocht was een inspecteur van de Volksgezondheid van het
(vooroorlogse) departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Diens taak werd later overgenomen door een Hoofdingenieur-Di
recteur (H.I.D.) van de Volkshuisvesting, die organisatorisch viel
onder de Directeur-Generaal van de Volkshuisvesting. De Wet op
de Raad van State (inwerkingtreding 1 mei 1976) was voor de Raad
van State geen aanleiding veranderingen aan te brengen in de zo
juist geschetste, beproefde methode voor het inwinnen van een
178