nieuwe opleiding van de grond te brengen. Een opleiding tot geo
detisch ingenieur zweefde hun al voor de geest, maar daar was
de tijd toen nog niet rijp voor. In de eerste plaats voelde het
Rijk, dat veel landmeters van het kadaster in dienst had, er
niets voor hen allemaal een ingenieurssalaris te gaan betalen,
maar bovendien hadden deze landmeters nog niet allemaal een
ingenieursmentaliteit. Ik citeer uit Prof. Schermerhorns artikel
!De middelbare landmeetkundige als voorwaarde voor het bestaan
van de geodetisch ingenieur7, Lustrumboek 1950-1955. pag. 84
TTDe hardnekkige strijd, die in die jaren in kadastrale kringen
gevoerd werd tegen de zgn. veldassistent (een tekenaar van het
kadaster belast met middelbaar landmeetkundig werk, v.d. H.)
was het bewijs, dat de kadastrale landmeetkundige wereld in die
dagen voor een universitaire situatie niet rijp was. Immers,
geen civiel-ingenieur dacht er in die tijd aan, zelfs niet in de
crisisjaren, het bestaansrecht van de middelbare technicus op
zijn gebied te ontkennentT.
Schermerhorn en Tienstra moesten zich in 1935 dus tevreden
stellen met een drie- en een halfjarige cursus, maar dat neemt
niet weg dat zij van begin af aan het doel van een volwaardige in
genieursopleiding hebben nagestreefd. Deze wens ging vrij. spoe
dig in vervulling, in elk geval eerder dan menigeen verwacht zal
hebben. Op 15 november 1948, Staatsblad 489, werd de Wet op
het Hoger Onderwijs gewijzigd in die zin, dat aan de Technische
Hogeschool het diploma voor Geodetisch Ingenieur kon worden
behaald. Dat was het resultaat van het werk van velen: van de
landmeters van het kadaster met hun streven naar een betere op
leiding en van hen die niet bij het kadaster werkzaam waren
maar elders, soms in het buitenland waar ze de Nederlandse
landmeter een goede naam gaven en met hun in de praktijk opge
dane kennis Delft weer verrijkten; het was ook het werk van
Tienstra die, nog afgezien van zijn wetenschappelijke kwalitei
ten, als mens er voor zorgde dat onze kleine afdeling binnen de
Technische Hogeschool met bewondering werd gadegeslagen,
vooral in de oorlogsjaren en in die moeilijke jaren die daarop
volgden; en tenslotte, maar zeker niet als laatste, Schermer
horn, die als eerste na-oorlogse Minister-President goede con
tacten had gelegd, die nu zeer nuttig bleken te zijn voor de ver
wezenlijking van het einddoel: een volledige ingenieursstudie
voor geodeten.
Het woord einddoel is hier eigenlijk niet op zijn plaats, want nu
begon het pas. Nu moest blijken, zoals Tienstra schreef, dat de
genomen beslissing juist was 7
2. De situatie in het begin van de jaren vijftig
Hoe stond de afdeling, toen nog een sub-afdeling van de afdeling
16