deeld). Ook beschermt de Kroon justiciabelen tegen eventuele
nadelen van ingewikkelde of verwarrende procedures (détourne-
ment de procédure). Bijvoorbeeld: voor eenzelfde gebied worden
kort na elkaar twee bestemmingsplannen met uiteenlopende na
men in ontwerp ter inzage gelegd; A heeft tijdig bezwaar gemaakt
tegen het eerste; het tweede plan geeft zijn grond dezelfde bestem
ming als het eerste, maar A heeft, mede door de andere naam,
niet in de gaten, dat het weer over zijn perceel gaat; hij maakt
geen bezwaar tegen het tweede. De Kroon kan, later in de proce
dure van plan 2 oordelen, dat zijn bezwaar tegen ontwerp 1 ge
acht moet worden ook tegen ontwerp 2 te zijn ingebracht.
Wispelturigheid of vermeerdering van eis worden in de jurispru
dentie afgekeurd; de appellant moet uit hetzelfde klachten-vaatje
blijven tappen.
In aansluiting hierop verdient het onmiddellijk vermelding, dat
na de beroepstermijn de door de appellanten gegeven toelichtin
gen op hun ontvankelijke beroepschrift wel degelijk bij de beoor
deling van het geschil in beroep kunnen worden betrokken. Dit is
van zeer groot belang voor appellanten, die in hun beroepschrift
wel een gevoel van onbehagen met het plan aangeven, maar die
minder goed in staat zijn hun bezwaren goed te formuleren. Na
een toelichting ter plaatse kan de Adviseur verwoorden wat de
bedoeling van de appellant is. Zo komt eenieder, ongeacht wel
gesteldheid of begaafdheid, aan een volwaardige behandeling van
wat hem dwars zit.
De bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in
stanties van de overheid houdt de Kroon streng aan de vormver
eisten. Zeer koude douches zijn daarbij toegediend. Bijvoorbeeld:
onthouding van goedkeuring aan een bestemmingsplan in beroep,
omdat de publikatie van de terinzagelegging van het ontwerp in de
Staatscourant stond van de dag, waarop de terinzagelegging be
gon. De publikatie had ingevolge de wet tevoren moeten plaats
vinden. Justiciabelen komt een termijn van één maand toe en geen
dag minder.
7. Ambtshalve opmerkingen
Het betoog gaat zo langzamerhand meer over de hebbelijkheden
van de Kroon dan over de Adviseur ten behoeve van de Raad van
State. We zagen echter dat de Adviseur zich sterk inleeft in de
wijze van beoordelen van de Raad van State. Het ligt dan ook
voor de hand, dat als de Adviseur buiten het beroep om zaken
signaleert die niet kunnen rekenen op een goedkeurend advies
van de Raad van State aan de Kroon, hij deze zaken tot onder
werp van zijn advies maakt. In de eerste plaats - en dat geldt
ook voor de opmerkingen van de Adviseur over het plan en de
187