GEODETEN BIJ PROVINCIES EN GEMEENTEN
ir. M.W.F.J. Creusen
M. W. F.JCreusen is wetenschappelijk medewerker aan de afde
ling der Geodesie van de T.H. te Delft
1. Inleiding
SnelliuslustrumHet is weer zover. Heb me weer laten overha
len om voor het Lustrumboek ergens over te schrijven, terwijl
ik uit eerdere ervaringen beter had moeten weten: het getob om
de deadline te halen, die je toch al in gedachten een maand ver
der geschoven hebt dan het aangegeven tijdstip; de moeite om de
juiste toon te vinden in je bijdragen, en noem maar op. Tot mijn
verdediging kan ik aanvoeren dat ik niet meteen ja gezegd heb.
Heb het in "beraad" gehouden net zo lang totdat ik mij niet meer
met goed fatsoen kon terugtrekken.
"En welk onderwerp hadden de heren me dan wel toegedacht?"
"De geodeet bij provincies en gemeenten". Onschuldig genoeg.
Een statistisch getint voorwoord ter inleiding van schrijvers uit
de betreffende beroepspraktijk die de details verder uit de doe
ken zouden doen.
"Ja, we willen via het Lustrumboek een bijdrage leveren aan het
verduidelijken van het beroepsbeeld van de geodeet en de toe
komstmogelijkheden van de afgestudeerde geodetisch ingenieurs.
U moet het belichten tegen de achtergrond van een eventuele op
splitsing van de studie en de discussies rond de vastgoedgeodeet
en de planologische geodesie. Het is een kwestie van de identi
teit, begrijpt U". "Daar heb je het gerinkel in de glazen weer
was mijn eerste opwelling.
Maar al starend naar de lichte wanorde op mijn werktafel ont
dekte ik het voorontwerp van de Wet op de stadsvernieuwing
naast een verhandeling over communicatietheorie en één over
zwaartekracht, het geheel afgedekt door een diktaat grondecono-
mie. Mijn antwoord was dat ik het begreep en dat ik blij was met
de provincies en gemeenten.
Al mijmerend over deze bijdrage aan het Lustrumboek reali
seerde ik me dat de voortdurende queeste naar het beroepsbeeld
van de geodeet iets geruststellends begon te krijgen. Een vast
punt temidden van alle veranderingen binnen de geodesie.
De discussies die ik vandaag mag meemaken verschillen in niets
van de discussies in 1970 rond de "Geodeet in perspectief" of
203