die tijdens mijn studententijd rond 1960.
Voor de zekerheid nog even mijn verzameling lustrumboeken er
op nageslagen:
1950-1955 TTHet is een moeizaam werk de juiste weg te vinden
voor de ontwikkeling van een nieuwe opleiding of be
ter gezegd van een opleiding die een nieuw karakter
heeft gekregen. Is de afstemming op de behoeften
van de maatschappij goed? En heeft men een even
wicht bereikt tussen de theoretische en praktische
kanten van de opleiding?Tr
1960-1965 TTwil het Landmeetkundig Gezelschap "Snellius"
trachten een bijdrage te leveren tot het verruimen
van de horizon van de geodeet.
De toekomst van de geodetisch student is, hoewel
minder problematisch dan men enkele jaren geleden
aannam, toch niet zonder meer rooskleurig te noe
men. Wel doet zich het verheugende verschijnsel
voor dat de belangstelling van de geodeet breder
wordt, vooral buiten het typisch landmeetkundige
gebied".
TTEr is vooral de laatste jaren nogal iets aan het ver
anderen in de positie van de geodetisch ingenieur.
Hij vindt zijn werkzaamheden in steeds meer geva
rieerde posities in de maatschappij
tTIn een tijd waarin - ook door studenten - veel ge
sproken en geschreven wordt over verkorting van
studieduur, studierendement, wijze van kennisover
dracht, is het belangrijk om ook nog eens de aan
dacht te vestigen op de inhoud van de studie, op wat
er in feite overgedragen wordtM.
"Maar waar komen de resterende 70$ van de geode
tisch ingenieurs terecht? Er is sprake van een ho
rizonverruiming, van een zoeken naar nieuwe moge
lijkheden en uitbreiding van kontakten buiten het vak
gebied".
1965-1970 "Men is zich gaan bezinnen op het onderwijs in de
ruimste zin van het woord. Zowel de structuur van
de onderwijsinstellingen, in het bijzonder die van
de onderafdeling der geodesie, als de inhoud van het
studiepakket en de vorm waarin het gepresenteerd
moet worden".
1970-1975 doelstelling en inhoud van het studieprogram
ma staan ter discussie. Het is moeizaam werk de
juiste weg te vinden voor een ingenieursopleiding.
204