of de identiteit niet ontleend wordt aan een traditionele technische of wetenschappelijke discipline al dan niet gekoppeld aan een even traditionele plaats in het apparaat. De geodeet wordt bij deze op tie meer gedefinieerd door de wijze waarop hij bezig is. Deze de finitie is abstracter en complexer dan de vorige en hier beginnen de moeilijkheden, zoals met alle complexe begrippen. Het be roepsbeeld kan niet meer via deductie vastgesteld worden, maar slechts via inductie. Maar inductie werkt pas tegen de achter grond van een minimale hoeveelheid ervaring. Het mag daarom niet verbazen dat met name de studenten het be roepsbeeld van de geodeet niet duidelijk genoeg voor zich zien. Voor zover dit demotiverend werkt, en dit doet het, moet alles in het werk gesteld worden om eerder genoemd inductieproces zo vroeg mogelijk in de studie op gang te brengen. Dit kan slechts gebeuren door de verloren gegane kontakten tussen onderwijs en maatschappij weer te herstellen: hetzij door de studenten in de gelegenheid te stellen naar buiten te gaan, hetzij door vertegen woordigers uit de maatschappij naar binnen te halen. Ten aan zien van beide zaken is op de afdeling een eerste aanzet gemaakt. Hetwoordje maatschappij"is hier met opzet gebruikt in plaats van het woord "beroepspraktijk", omdat dit laatste begrip juist beter gedefinieerd moet worden. De werkzaamheden van het ge zamenlijke geodetendom zijn inmiddels zo veelzijdig dat er voor elke opvatting in deze wel enige exponenten gevonden kunnen wor den. Om tot een beroepsbeeld te komen dat tevens gebruikt kan worden om de opleiding richting te geven moet het inductieproces iets ruimer beginnen. Het is in feite een iteratieproces dat hope lijk konvergeert tot iets wat door de geodeten als beroepsbeeld of identiteit geaccepteerd kan worden. 2. De komponenten van een beroepsbeeld Voordat we een voorbeeld kunnen geven van een inductieve bena dering van de geodeet - althans voor zover hij voorkomt in dienst van de lagere overheden - is het nodig vast te stellen uit welke ingrediënten een beroepsbeeld samengesteld is. Gekozen is hier voor de volgende drie komponenten: a. het complex van maatschappelijke aktiviteiten waarbinnen het beroep in een behoefte voorziet; b. de opleiding(en) die de voor dit beroep noodzakelijke kennis en vaardigheden leveren; c. de door de samenleving erkende funkties of maatschappelijke posities die met het uitoefenen van dit beroep geassocieerd worden. Binnen onze samenleving heeft elke komponent van beroep tot 206

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 207