beroep zijn eigen structuur, terwijl de komponenten onderling
weer verweven zijn tot wat we een beroepsstructuur kunnen noe
men. Hoe eenvoudiger dit samenstel van structuren, hoe duide
lijker het beroepsbeeld.
Binnen het maatschappelijk gebeuren zijn bovengenoemde struc
turen konstant in beweging, afhankelijk van het ontstaan en ver
dwijnen van behoeften en technologieën. Ook de mate van deze
verandering wisselt van beroep tot beroep. Bij oude beroepen
en technologieën is deze beweging trager, de z.g. gevestigde
structuren, bij nieuwe probleemvelden c.q. technologieën duurt
het een tijd voordat een samenstel van structuren ontstaat.
Hoewel de verschillende beroepsstructuren duidelijk te onder
kennen zijn, zijn ze niet volledig gescheiden ten opzichte van el
kaar. Ze kunnen één of meer dimensies met elkaar gemeen heb
ben. Zo?n dimensie kan bestaan uit een methodologie, een tech
nologie, een taak of iets anders. Elk zulk aanknopingspunt ver
mindert voor individuen de weerstand die er kan bestaan om van
de ene beroepsstructuur naar een andere over te stappen als
daartoe aanleiding zou bestaan. Die weerstanden zelf zijn vaak
het gevolg van de associaties die er in de maatschappij bestaan
tussen taakvelden, opleidingen en maatschappelijke functies.
Deze bestaande associaties bepalen de kans op het voorkomen
van de mogelijke combinaties uit onze opsomming a, b en c, zo
als deze in individuen belichaamd zijn. De associaties zelf zijn
op hun beurt het resultaat van de kombinaties die onder invloed
van veranderende maatschappelijke behoefte, technologieën en
de wilsinspanning van individuen gegroeid zijn. De vraag is nu
of er een dominante kombinatie (a, b, c) bestaat die met "geo
deten" geassocieerd kan worden.
Uit de inleiding kan afgeleid worden dat het antwoord op deze
vraag in elk geval niet voor de hand ligt. "Maar misschien na
een wetenschappelijke analyse, na een beetje "klusteren", zo
gezegd?" Het Landmeetkundig Gezelschap "Snellius" beschikt
per slot van rekening over een verzameling formulieren waarop,
zij het summier, de huidige funkties van een groot aantal afge
studeerden aan onze afdeling zijn vermeld. Kan daar niet iets
mee gedaan worden?
Voordat ik in de rest van deze bijdrage aan het Lustrumboek in
derdaad iets met deze cijfers probeer te doen, moet er eerst
een kader aangegeven worden waarbinnen de mogelijke (of on
mogelijke) resultaten geïnterpreteerd mogen worden.
Hierbij moet aangetekend worden dat dit geen wetenschappelijke
verhandeling is, zodat enig balanceren op randjes van statisti
sche afgronden gepermitteerd geacht mag worden.
207