Figuur 1 geeft een tweedimensionaal overzicht van de aldus inge deelde totale steekproef. K D totaal per kenmerk K 72 35 11 140 22 17 47 35 10 58 D 11 29 51 figuur 1 Per cel is het aantal individuen aangegeven dat de betrokken ken merken vertoont. De onderste rij is een aggregatie per kenmerk. De zelfde individuen kunnen in verschillende kolommen voorko men. De diagonaal-elementen vertegenwoordigen respectievelijk de "zuivere" klassieke geodeet, de automatiseringsdeskundige die zich niet met geodetische onderwerpen bezighoudt, de geo deet nieuwe stijl en de persoon die niet in een van de andere cel len past. Ik laat het aan de lezer over om de diverse cellencom- binaties op te tellen, ratios uit te rekenen en conclusies hieruit te trekken. Hoewel dit een gemiddeld beeld geeft van de afge studeerden tussen 1950 en 1980 ontbreekt een inzicht in de ont wikkelingen die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan. Het ligt niet in de bedoeling van deze bijdrage hier dieper op in te gaan. Het wordt trouwens tijd dat ik mij 7n stukje in de rich ting van de titel ga bewegen. 4. De rol van de geodeet bij de lagere overheden Achtereenvolgens zal ik de rol van de afgestudeerden van de af deling der Geodesie trachten te belichten vanuit drie komponen- ten die ik aan een beroepsstructuur onderkend heb. Ik begin met het beeld dat uit de enquête naar voren komt, daarna het taak veld waar de afgestudeerden zich bij de lagere overheden op zou den kunnen richten, om tot slot verband te leggen met enige as pecten van de huidige opleiding. a. Het funktiebeeld Zoals reeds vermeld is er gebruik gemaakt van een niet aselecte steekproef van 212 geodeten die sinds 1949 aan onze afdeling zijn afgestudeerd. Hiervan hebben er op dit ogenblik (mei 1980) 28 een werkkring op provinciaal of gemeentelijk niveau inclusief de IJsselmeerpolders. Dit is 13,5$ van het totaal. Door het niet a - 210

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 211