select zijn van de steekproef is dit cijfer vermoedelijk iets te
hoog ten opzichte van de totale populatie en iets te laag ten op
zichte van de in Nederland werkzame geodeten.
Over deze 13,5$ valt er in absolute zin weinig meer te vertellen.
Is het veel of weinig? Waar moet het percentage mee vergeleken
worden om dit te beoordelen? Met het aantal niet-geodeten dat
wellicht soortgelijk werk verricht? Met andere werkgevers, zo
als de rijksoverheid? Ik weet het niet. Laten we maar overgaan
tot de volgende vraag: Zit er enige dynamiek in deze 13,5$ en zo
ja welke?
Om hier enig inzicht in te krijgen heb ik het lagere-overheids
deel van de steekproef gerangschikt naar afstudeerdatum (figuur
2, gearceerde gedeelte) en vervolgens weer volgens afstudeer
datum cumulatief uitgezet (figuur 3). Deze laatste figuur is niet
minder dan verrassend en wel door de regelmaat die er met het
blote oog in valt te ontdekken. En regelmaat betekent vaak "in
formatie". Hoe meer regelmaat, hoe kleiner de kans op toeval
en hoe groter de kans dat er een of andere kracht aan het ver
schijnsel ten grondslag ligt.
Proberen we figuur 3 te benaderen door een vloeiende kromme
dan valt op dat de figuur samengesteld gedacht kan worden uit
drie min of meer exponentieel verlopende funkties, waarvan de
omhullende ook weer op een exponentiële funktie lijkt. De eerste
funktie loopt tot 1956, de tweede tot 1964 en de derde tot 1975.
De gemiddelde stijging per tijdseenheid is voor alle drie onge
veer gelijk en de looptijd per funktie vertoont eveneens een kon
stante groei van ongeveer twee jaar. Kortom de dynamiek van
het verschijnsel geodeet bij de lagere overheid is met verras
send weinig parameters te beschrijven.
Gegeven het feit dat de exponentiële funktie het theoretisch mo
del van een groeiverschijnsel is, is het niet te ver gezocht wan
neer we konstateren dat er binnen de lagere overheden iets
groeit, iets geodetisch. Er zijn duidelijk krachten aan het werk,
die heel goed een onderdeel zouden kunnen zijn van een zich bin
nen de lagere overheden ontwikkelende geodetische beroeps
structuur. Is er ook niet gezegd dat een geodeet nieuwe stijl zijn
meest waarschijnlijke werkkring binnen provincies en gemeenten
zal vinden? Kan dit het zijn? Om deze vraag te beantwoorden
moet er eerst vastgesteld worden wat er nu precies groeit en
hoe het zich verder ontwikkelt. Wat de laatste vraag betreft le
vert rigoreuze extrapolatie van figuur 3 een vierde exponentiële
funktie op met een looptijd van 1976 tot 1988 over welk tijdvak
er in totaal 26 geodeten bij lagere overheden afgezet zouden
kunnen worden. Gemiddeld twee per jaar, de eerste jaren iets
minder, daarna iets meer.
211