kennisoverdracht. Er was een noodzaak speurwerk te verrichten
op het grensgebied van recht en geodetische techniek.
Ook oordeelde de afdeling het noodzakelijk dat er onderzoek ver
richt zou worden op het grensgebied van de geodesie en de pla
nologie, speciaal met het oog op de ruil- en herverkavelingstech
nieken.
Vandaar dat men nog aan een vijfde pijler dacht:
Pijler 5 De planologische zijde van de geodesie - de ruilver
kaveling, de kennis van de grond en van het grondgebruik.
Voor de bezetting van de pijlers dacht men in de eerste plaats
aan geodeten. Voor de bezetting van pijler 4 leek toen een geo
deet die tevens jurist was, een niet zo zeldzame combinatie, de
juiste figuur.
De geodeten zijn bescheiden, té bescheiden vaak, maar in deze
nota is daar niets van terug te vinden I Het is een kloek, goed
gefundeerd rapport. Om de vraag: 'wat moet zo'n kleine afdeling
met vijf hoogleraren?' al vast tegen te gaan, verwijst de opstel
ler van het rapport naar de toch ook niet zo grote afdeling Mijn
bouwkunde, die met zeven gewone en vier buitengewone hoogle
raren is uitgerust
De eerste leerstoel, die naast de reeds bestaande in huis gehaald
zou worden, was die van de planologische geodesie. Al spoedig
deed Prof. Ir. G. F. Witt als hoogleraar in dit vakgebied zijn intre
de.
In stukken als deze doelstellingsnota wordt een visie tentoonge
spreid en in de toekomst gekeken zonder dat de samenstellers
wezenlijk in de toekomst kunnen zien. Degene die later de nota
als historisch stuk raadpleegt voor het schrijven van een artikel
als dit heeft echter die toekomst leren kennen en komt in de ver
leiding zich een oordeel te vormen over de waarde van het stuk.
Wel, die eerste doelstellingsnota is van fundamentele betekenis
geweest voor de ontwikkeling van de afdeling geodesie. De ge
dachte van de vijf 'pijlers' was uiterst vruchtbaar. Is het echter
allemaal zo gegaan als in de nota en in de omringende corres
pondentie voorspeld werd? Nee, natuurlijk niet, want de drie
Tpijlers' die later werden aangetrokken waren uiteraard zelf
standig denkende mensen, die hun eigen visie hadden op de ont
wikkeling van het geodetische vakgebied. Maar dat heeft juist de
bonte kleur aan het geheel gegeven, een kleur die nu eenmaal bij
een academische opleiding hoort. Wanneer studenten bij mij ko
men 'mopperen' omdat de docenten in hun lessen elkaar vaak te
genspreken, dan antwoord ik steevast: 'Maar dat is een deel van
de opleiding
Een ander belangrijk ontwikkelingsplan voor de afdeling is het
Ontwikkelingsplan 1960 -1963, geschreven in 1958. Ook dit is
een gedegen werkstuk met een goede visie op de toekomst; toch
20