derde gezicht iets met elkaar te maken blijken te hebben.
Hiermee zijn we gekomen bij een tweede hindernis in het asso
ciatieproces tussen taakveld en opleiding: het facetmatige karak
ter van de opleiding. Hoewel de geodetische opleiding van oor
sprong wetenschappelijke, technische en maatschappelijke ele
menten in zich verenigt, kan gekonstateerd worden dat op dit
ogenblik het wetenschappelijke element de boventoon voert.
Hiermee bedoel ik niet dat de technische en maatschappelijke
elementen als zodanig zijn teruggedrongen, maar dat de weten
schappelijke benaderingswijze en manier van uitdragen ook bij
deze elementen de nadruk krijgen. De geodesie als ingenieurs-
discipline met verantwoordelijkheid voor een maatschappelijk
taakveld is in de schaduw gedrongen van de geodesie als weten
schap. Maar op het moment dat een ingenieursopleiding verwe
tenschappelijkt ontstaat het risico dat de middelpuntvliedende
krachten groter worden dan de middelpuntzoekende. Het inte
grerend moment van de toepassing maakt plaats voor het diffe
rentiërend moment van het onderzoek. In het extreme geval be
staat "geodesie" nog slechts uit de som van zijn onderdelen, zo
als fotogrammetrie, recht, kartografie en wat nien er verder
nog aan wil toevoegen, voor welk toevoegen nu elk inhoudelijk
kriterium ontbreekt. Elk onderdeel van de geodesie dreigt zich
te ontwikkelen als een op zichzelf staande wetenschap zonder
randvoorwaarden te ontlenen aan de andere onderdelen.
Dit laatste feit is op zichzelf niet verontrustend, maar wel het
ontbreken van tegenkrachten in dit proces. Want kijken we nu
eens naar de kenmerken van de taakvelden die we de geodeet
binnen de lagere overheden (maar waarschijnlijk ook elders)
hebben toegedacht. Het sleutelbegrip van deze taakvelden is in
formatie en informatie speelt juist daar een belangrijke rolwaar
zaken met elkaar in verband gebracht, geïntegreerd moeten
worden. De geodeet is structurerend, organiserend en beoorde
lend bezig. Het sterke punt van de geodetische opleiding met
betrekking tot deze taakvelden, nl. de veelheid van aan elkaar
gerelateerde facetten, verandert in een zwak punt op het moment
dat de eenheid van onderlinge relaties tussen deze facetten niet
meer duidelijk uitgedragen wordt, zowel naar de buitenwereld
als naar de studenten.
Met deze laatste opmerking raken we de derde ontwikkeling die
een remmende invloed heeft op het ontstaan van een beroeps
beeld en de daarbij behorende structuren. Zowel beroepsbeeld
als -structuur komen niet in een isolement tot stand, maar in
voortdurende wisselwerking met andere beroepsstructuren en
de individuen die deze belichamen. Op het individuele niveau be
gint dit proces tijdens de opleiding. Het is in dit verband niet
222