alleen van belang dat de afdeling der Geodesie zich binnen de hogeschoolgemeenschap als afdeling positioneert en profileert met betrekking tot de gesignaleerde taakvelden, maar dat de studenten dit ook doen ten opzichte van hun medestudenten van andere afdelingen als Civiele Techniek en Bouwkunde. Als gevolg van het reeds eerder gesignaleerde grote aantal fa cetten dat de studie omvat, gekoppeld aan de verdere uitbouw van elk facet, is er een groeiende behoefte aan onderwij suren, die echter binnen de maximale studielast geen plaats kunnen vinden. Dit heeft geleid tot de mijns inziens verontrustende nei ging om deze extra uren te kreëren door onderwijs dat buiten de afdeling verzorgd wordt te ontdoen van alle zaken die Ttniet voor de geodeet van belang zijn" en het residu in een bestaand vak op te nemen of tot nieuw geodetisch vak te verzelfstandigen. Dit verhoogt de isolatie van het toch al niet zo grote studenten bestand met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van zowel de individuele student alswel het collectieve beroepsbeeld. Hoe wel bij eventuele splitsing van de bovenbouw van de studie colle ge-uren beschikbaar komen en het aantal vakken per halve studie kleiner is, geeft dit geen oplossing voor het ontbreken van het integrerend moment; integendeel, afhankelijk van het kriterium waarop de scheiding plaatsvindt lopen zaken die qua taakveld bij elkaar horen, het risico in verschillende helften terecht te ko men. Voor de basisstudie blijven de gesignaleerde discrepanties tussen de kenmerken van de opleiding en van het taakveld onver kort gehandhaafd. Gezien vanuit een loopbaan bij de lagere overheid zouden de ex tra uren beter gevonden kunnen worden door het idee dat elk fa cet van de geodesie in de basisopleiding vertegenwoordigd moet zijn los te laten, de eerste jaren te vullen met een geïntegreerde rompstudie, die kan ontstaan door de huidige studie aan te vullen met bedrijfseconomie, vervolgens de meest doorgeschoten spe cialismen (gezien vanuit de dagelijkse behoeften: b.v. satelliet- geodesie, gravimetrie, sommige specialistische delen van ma thematische geodesie en recht) bij te snoeien om tenslotte deze specialismen in de eindstudie uit te laten groeien tot dikke tak ken aan de eerder gegroeide stam. Een ontwikkeling van struik gewas tot stevige boom. Afgezien van de mogelijkheden van de geodeet bij de overheid biedt zoTn ontwikkeling ook perspectieven voor alle individuen die bij volgende lustra in cel D gevonden worden. 5. Conclusie Wanneer we tot slot voorgaand artikel proberen samen te vatten dan kunnen we stellen dat in tegenstelling tot bij de provincies 223

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 224