Niet voorziene veranderingen en ontwikkelingen in de samenle
ving en in het ruimte gebruik maken het nodig dat tussentijds te
rugkoppeling en aanpassing van het beleid mogelijk is.
Er moet voldoende flexibiliteit in plan en planvorming worden
ingebouwd; de planning moet procesmatig worden aangepakt.
Deze ontwikkelingen maken beleid en plannen echter steeds
moeilijker toegankelijk voor de burger. Dit wordt nog versterkt
door de toegenomen veelheid en veelsoortigheid van ruimtelijke
plannen die alle op de een of andere wijze op hetzelfde gebied
betrekking kunnen hebben en alle hun eigen vaststellings-, over
leg- en inspraakprocedures kennen.
Zo zijn er gemakkelijk 15 k 20 gangbare, overigens niet alle
wettelijk voorgeschreven, plantypen te noemen, op rijks-, pro
vinciaal- of gemeentelijk niveau, of plannen waarvoor rijk en
provincies, verschillende provincies of gemeenten gezamenlijk
de verantwoordelijkheid dragen.
Hoewel het tegengestelde de bedoeling is zou dit in de praktijk
er wel eens toe kunnen leiden dat de ruimtelijke ontwikkelingen
nog moeilijker dan tot nu toe door de overheid enigermate kun
nen worden gestuurd.
Vereenvoudiging van plansoorten, inhoud, presentatie en proce
dures vraagt dan ook in het kader van de maatschappelijke inte
gratie de komende jaren aandacht; dit tegen de achtergrond van
de vraag wat men wel en niet moet proberen te beheersen.
3. Provincie en ruimtelijk beleid
In het ruimtelijk beleid heeft elk overheidsniveau zijn eigen ta
ken en bevoegdheden. Aan de provincie zijn in de Wet op de
ruimtelijke ordening twee hoofdtaken opgedragen:
-het opstellen van streekplannen (art. 4); daarin pre
senteert de provincie haar eigen ruimtelijke beleid,
-het goedkeuren van plannen van anderen, met name
van gemeenten: bestemmingsplannen (art. 11).
In het Besluit op de ruimtelijke ordening wordt de provincie
onder meer opgedragen voortdurend onderzoek te verrichten
met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het gebied van
de provincie (art. 2), dit mede ten behoeve van het streekplan.
Het provinciaal ruimtelijke beleid bevindt zich tussen het rijks-
en het gemeentelijk beleid (in afb. 1 is dit in beeld gebracht). Wil
het ruimtelijke beleid effectief zijn dan zal het op de drie over
heidsniveaus goed op elkaar moeten zijn afgestemd (verticale
integratie). Het is niet zo dat, als gevolg van goedkeurings- en/
of aanwijzingsbevoegdheid bij voorbaat is uitgemaakt dat het ho
gere gezag bepaalt wat er wel en niet gaat gebeuren.
Met name door allerlei verplichte overlegprocedures is er ook
228