een categorie van werkers aan te wijzen die meer waarnemingen
en voorspellingen op grond van deze waarnemingen moeten doen
dan de geodeten. Wiskunde en fysica, in wisselwerking met
wijsbegeerte, beogen inzicht te geven in macht en begrenzing
van door mensen opgezette theorieën met het oog op gebeurte
nissen in de toekomst op grond van waarnemingen in het verle
den. Statistiek moet een controle leveren door toetsing van theo
rieën en waarnemingen in het heden. fDe opleiding aan een hoge
school7, aldus Baarda, Tmoet zoveel hoofdlijnen geven, dat de
afgestudeerde ingenieur in staat is steeds nieuwe details op hun
waarde te schatten en in zijn plannen te verwerken7.
Maar aan deze gedachten waren velen in die prille jaren van de
opleiding nog niet toe. Uit de brieven, notulen en andere stukken,
die ik nalas, blijkt dat men van de geodetisch ingenieur vooral
verwachtte dat hij het handwerk nog beter zou beheersen dan de
civiel-landmeters en de Wageningse landmeters dat al deden.
Het spreekt dan ook haast vanzelf dat de ingestelde commissie
niet tot zichtbare resultaten kwam. De standpunten (en misschien
ook de leeftijden) lagen daarvoor te ver uiteen. Dat neemt niet
weg dat de besprekingen indirect wel vruchten afgeworpen hebben
en een positieve invloed hebben gehad op het onderzoek- en onder
wijsbeleid van de afdeling. De praktische toepassing van de geo
desie kreeg meer aandacht.
Het stafrapport van 1968
Als we bezig zijn enkele lotgevallen van de opleiding tot geode
tisch ingenieur op schrift te stellen, dan kunnen we daarbij het
zgn. stafrapport niet overslaan. Het rapport ontleent zijn naam,
(zijn bijnaam moet ik eigenlijk zeggen want de officiële naam was
7De studie voor Geodetisch Ingenieur7) aan het feit dat het opge
steld was door, wat toen heette, de 1 wetenschappelijke staf7.
Voor de jongere lezers moet dit wellicht nog even toegelicht
worden. Het besturen van de afdeling (en dus ook het opstellen
van studieprogrammaTs) was alleen een taak voor de hoogleraren
met een inspraak van de lectoren. Bij de zogenaamde afdelings
vergaderingen waren geen wetenschappelijke medewerkers, ove
rig personeel of studenten aanwezig. Wel was er een 7stafcom-
missie7 waarin de wetenschappelijke medewerkers verenigd wa
ren voor onderling overleg. Het was deze commissie die het
initiatief nam voor het opstellen van een nieuw studieprogramma.
In het midden van de jaren zestig was er binnen de afdeling,
maar ook wel daarbuiten, een onvrede gegroeid over het studie
programma. De werkzaamheden van de geodeet breidden zich
voortdurend uit, daardoor werd er telkens nieuwe stof aan het
pakket toegevoegd maar er verdween te weinig oude, niet meer
belangrijke leerstof, waardoor niet alleen een overladen maar
25