tuten moeten gebeuren omdat de luchtkaarteringsbedrijven, en
zeker de partikuliere bedrijven, daar te klein voor zijn. Deze
zullen zich daarom beperken tot applicatie onderzoek. Er zijn
gelukkig aanwijzingen, dat "Geodesie" begrepen heeft, dat het
ten aanzien van de innovatie in de fotogrammetrische kaartering
niet nogmaals haar beurt voorbij mag laten gaan.
Het onderzoek, zowel het fundamentele als het applicatie onder
zoek, zal nog sterker dan voorheen multidisciplinair zijn waar
bij bijvoorbeeld de kennisgebieden automatisering, economie,
bedrijfskunde en kartografie naast de juridische aspecten inge
schakeld zullen moeten worden.
Voor de geodeet in het luchtkaarteringsbedrijf geldt wellicht ex
tra sterk, dat hij zich het functioneren in een multidisciplinair
verband eigen zal moeten maken. Dit is niet het sterkste punt in
de opleiding van de geodeet, trouwens ook niet in de opleiding
van andere T.H. Ingenieurs (zie artikel in De Ingenieur, Jaargang
91 nr. 50/13 December 1979).
Het zal duidelijk zijn, dat van de geodeet niet verlangd wordt,
dat hij min of meer expert is in al die gebieden, maar hij moet
een "open mind" hebben. Hij moet een "helicopter inzicht" heb
ben i.p.v. "automobiel inzicht" of om het als fotogrammeter te
zeggen: hij moet functioneren als een 8,8 cm groothoek lens en
niet als een 30 cm smalle beeldhoek lens.
Als de geodeet aan deze eisen voldoet kan hij ook in de toekomst
een leidende rol spelen in de fotogrammetrie. Daarbij zal essen
tieel zijn, dat hij met zijn training in de wetenschappelijke aan
pak de technische mogelijkheden vertaalt naar rendabele toepas
singen gebaseerd op de wensen van de klant. Dit "klant gericht"
denken is overigens een noodzakelijk instrument voor elke lei
dende functionaris.
311