zinvol is met betrekking tot (vaste punten van) de aarde zelf.
De vorm en de afmetingen van de aarde kunnen met gewone
meetkunde geometrie, welk woord letterlijk landmeterij be
tekent) goed beschreven worden. Wanneer de vereiste nauwkeu
righeid gering is en vooral als de metingen binnen een beperkt
gebied plaatsvinden, dan geeft het zwaartekrachtsveld dat bij de
metingen geïntroduceerd is, weinig complicaties: over een klein
gebied kan men rekenen met evenwijdige rechte loodlijnen. Zie
figuur la. Wereldwijd kan men afhankelijk van de meetnauwkeu-
righeid een equipotentiaalvlak een vlak dat in al zijn punten
horizontaal is) opvatten als een bol (figuur lb), als een ellipsoï
de of als een bolvormig oppervlak met (zeer flauwe) bobbels en
deuken (figuur lc). De laatste tijd beginnen de metingen zo nauw
keurig te worden (decimeters op afstanden van megameters), dat
men niet meer voor alle doeleinden met een statisch model kan
volstaan: ook veranderingen met de tijd moeten bij het model be
trokken worden. Men spreekt dan wel van vierdimensionale geo
desie (figuur ld). Aan de konstruktie van zulke nieuwe modellen
wordt in de (hogere) geodesie veel aandacht besteed.
Bij de beschrijving ervan maakt men gebruik van allerlei wis
kundige disciplines, zoals Euclidische en niet-Euclidische meet
kunde en van wiskundige hulpmiddelen als vektoren, tensoren en
quaternionen.
Figuur 1
32
a. Lagere geodesie b. Hogere geodesie c. Nog hogere geodesie
Statische modellen
d. Vierdimensionale geodesie dynamisch model
Modellen in de geodesie