2. Vakkennis en opleiding Het ligt niet in de bedoeling om binnen het bestek van dit artikel een kritische noot te laten horen over opleiding, zowel op H.T.S. als T.H.-niveau. Een feit blijft het, dat de praktische zijde van het geodetische vak te gering is. De praktische tijd in de opleiding doorgebracht is zo kort, dat men als het ware alleen maar ruikt aan de prak tische ervaring. De diplomat bij bepaalde opleidingen dekken niet de (noodzake lijke) praktische ervaring, welke absoluut noodzakelijk is om bepaalde problemen op de plaatsen waar men naar toegezonden is, op te lossen. De gebrekkige talenkennis op het vakgebied is soms schrikbarend; de kennis van maatvoering, vooral in de voormalige Engelse kolonies, is absoluut onvoldoende. Vooral bij de conversie van voetmaten naar meters is het van belang te weten, dat er 5 afgeleide meter lengten kunnen zijn. Welke voeteenheid is in een bepaald gebied in gebruik? Dat dient van tevoren minutieus te worden nagegaan. Kennis van de projectie van de kaart waarmede men gaat wer ken: Ik herinner mij, dat ik in West-Afrika te maken kreeg met de zgn. Skew-Orthomortic projection, welke gedurende de twee de wereldoorlog door de Amerikaanse luchtmacht werd gebruikt bij het vervaardigen van kaarten in bepaalde gebieden. Bijzonderheden over deze projectie waren in de Nederlandse leerboeken niet aanwezig. Alleen in de Amerikaanse leerboeken en door informatie via bepaalde instanties in U.S.A. Het zou wenselijk zijn de mensen, die naar het buitenland gaan, van tevoren in te lichten over de technisch/geodetische proble men ter plaatse en wel via cursussen. Ik denk vooral ook aan de hydrografische aspecten met zeekaar ten. Het begrip b.v. "schaalfactor" bij een bepaalde projectie (er zijn nog wel meer begrippen naar voren te brengen), welke bij buitenlands werk een rol speelt, maar die - gezien de in Nederland gerichte opleiding misschien wel eens behandeld en voor werk in het buitenland dikwlijk belangrijk - in Nederland geen rol van betekenis speelt. Vooral nu de automatisering en de daaraan verbonden electroni- ca in de Westerse geodetische wereld in versneld tempo toe neemt, zal men er toch ook rekening mee moeten houden dat de ontwikkeling in ontwikkelingsgebieden geen gelijke tred zal hou den met de Westerse. Men zal daardoor vaak moeten terugval len op methoden, die zoTn 20 jaar geleden hier gehanteerd wer den. Wat doet men als de stroombron uitvalt bij een plaatsbepaling in een tropisch gebied? 350

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 351