Mevrouw Schaap-Vaandel is de volgende ochtend al vroeg in de weer. Zij verricht het meeste werk in het half uurtje, dat haar directe chef, de jonge hoogleraar Bogel, nog niet aanwezig is. Beneden heeft de portier haar verteld, dat Bogel de dag tevoren tot dekaan is benoemd. Terwijl ze een brief tikt met de strekking dat afstemming van griekse woordenboeken op elkaar broodnodig is, overweegt de secretaresse, wier ijver welhaast spreekwoordelijk is op de fa culteit, haar kansen op promotie. ''Goedemorgen, professor Van harte geluk gew. De rest van haar felicitatie slikt mevrouw Schaap snel in, als ze het bewolkte gezicht van haar superieur ziet. "Als hoogleraar van stand kan men zijn achterwerk nog niet keren of je wordt benoemd, Ella. Dit alles is werkelijk heel vreselijk". Het is duidelijk, dat Bogel zelf slechts weinig is ingenomen met zijn eervolle benoeming. Heel de ochtend blijft hij dan ook mokken. Maar tegen het eind van de middag, als de dekaan zijn dag over peinst bij een goede sigaar glijdt er toch een tevreden glimlach over zijn gezicht. "Zo gek is het uiteindelijk nog niet", mompelt de nieuwe dekaan van de faculteit van de Byzantinologie, het Middel- en het Nieuw- Grieks. "Uiteindelijk kan mijn naam nu die bekendheid krijgen, die hij van nature verdient en kan ik de kans krijgen iets moois te maken. Een actualisering van de studie bijvoorbeeld, als ik begrijp wat ik bedoel. Studenten moeten opgeleid worden tot - laten we zeggen - eenehGriekenlanddeskundige. Ja, ja, dat is heel mooi, al zeg ik het zelf". Aldus overpeinst hij. 378

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 379