mO zekertja probeer op onze faculteit maar eens wat te ver anderen". "Ik denk soms, in Indië, hè, ach daar luistert men naar mij, ik meen daar heeft men het goed begrepen". tTIndië?", roept Muis uit, "komt daar dan ook al een Grieken- landdeskundige "Eh nou nee, eh tja ik bedoel ehziet U "Nou laten we dan maar drinken op de Indonesische Griekenland- deskundige, misschien is die er daar eerder dan hier". Bogel heeft een vage indruk gekregen, dat Muis het ook al niet begrijpt, maar wil niet verder aandringen. "Goed, meneer Muis, maar wilt U wat minder daar tegenaan leunen, want dat blijkt toch wat minder stevig te zijn dan mijn aannemer mij heeft voorgespiegeld". De laatste strip Bijna een jaar geleden, op 10 april 1978. heb ik de redaktie van Geopinie aangeboden een strip te verzorgen: de Bogelstrip. Met mijn fijnzinnig gevoel voor realiteit en zonder ook maar enig spoor van bescheidenheid, schroomde ik niet deze strip een meesterwerk te noemen. De redaktie aanvaardde het aanbod en eind april verscheen de eerste aflevering. De strip handelt op een andere fakulteit en op een andere univer siteit, maar sommigen hebben toch enige parallellen weten te ontdekken tussen de gang van zaken op onze afdeling en die op de fakulteit voor Byzantinologie, het Middel- en het Nieuw-grieks. Ik ontken het niet langer. Een enkeling meende zelfs dat de strip kritiek bevat op de gang van zaken op Geodesie. Ikzelf geef er echter de voorkeur aan de strip te noemen zoals ik hem vanaf het begin heb genoemd: fel realistisch; en wel om dat deze term niets betekent en toch iets oproept bij iedereen. Hierboven treft U allen het laatste deel van mijn Bogelstrip aan. In een zestiental afleveringen kun je eigenlijk maar een heel be perkt beeld geven van de sfeer op de fakulteit en van de personen die die sfeer bepalen, hoe vertrouwd alles ook overkomt. Je kunt bijvoorbeeld niet goed laten zien dat lektor Zooimans een buiten gewoon aardige man is met een brede maatschappelijke interesse (het is bovendien helemaal nooit de bedoeling geweest van de strip om in de eerste plaats positieve karaktereigenschappen te schet sen). Maar hoe absurd het ook mag zijn, ik heb mensen gehoord die het jammer vinden dat het wat mij betreft afgelopen is. Die mensen, dat verklaart veel, komen zelf natuurlijk niet voor in het verhaal. Toch kan ik enige hoop geven. Een zeer hooggeplaatste, jonge en ambitieuze hoogleraar aan onze afdeling heeft mij te kennen gege ven een tegenstrip te zullen schrijven. En onder studenten schijnt het ook al weer te rommelen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 393