RECENTE ONTWIKKELINGEN ROND DE OPLEIDING IN DE
TOEGEPASTE GEODESIE
prof. dr. ir. G.H. Ligterink
G.H. Ligterink is hoogleraar in de fotogrammetrie aan de afde
ling der Geodesie van de T. H. te Delft. Daarnaast is hij voorzit
ter van de Nederlandse Vereniging voor Fotogrammetrie
1. Inleiding
Recente ontwikkelingen rond de opleiding tot geodetisch ingenieur
kunnen moeilijk beschreven worden zonder de herprogrammering
van het studieprogramma van de jaren zeventig te noemen; zie
Nederlands Geodetisch Tijdschrift, november 1976.
De belangrijkste reden voor die herprogrammering is geweest de
noodzaak om de opleiding tot geodetisch ingenieur beter te rich
ten op de bij de geodesie behorende maatschappelijke taken. In
het bijzonder de toenemende activiteiten in de richting van de
planologische en administratieve geodesie hebben de herpro
grammering noodzakelijk gemaakt.
De maatschappelijke taken dienen immers hun weerspiegeling te
vinden in de opleiding.
Bij de herprogrammering is naast de taak voor de geodetische
ingenieur in de praktijk veel aandacht besteed aan de technische
wetenschappelijke ontwikkelingen. Het vakkenpakket is mede be
paald door deze ontwikkelingen en op grond hiervan is een keuze
gemaakt tussen de vakken in de basisstudie, die gelijk is voor
alle studenten, en de vakken in de eindstudie met beperkte keuze
vrijheid voor de studenten in de afstudeerfase.
Een belangrijk aspect bij de herprogrammering is geweest dat,
hoewel de geodesie een zeer breed terrein bestrijkt, de afdeling
gemeend heeft toch een gelijkluidend diploma voor alle afgestu
deerden te moeten handhaven.
De opleiding is dan ook zo geprogrammeerd dat, onafhankelijk
van de inhoud van de eindstudie, een afgestudeerde zelfstandig
werkzaam kan zijn op elk gebied van de geodesie. Dit laatste
geldt natuurlijk behoudens een beperkte inwerkperiode.
Eén diploma voor zoTn breed vakgebied, fysisch-mathematisch
enerzijds en planologisch-administratief anderzijds, is kenmer
kend voor de geodetische opleiding. Bovendien is het handhaven
van één diploma vooralsnog mede bepaald door het geringe aan
tal studenten. Het gevolg hiervan is dat de gemeenschappelijke
basisstudie breed van opzet is. De verdieping van de stof kan
41