kunde die bepaald niet de reden was van hun komst. De verschui
ving blijkt ook uit het afstuderen, zowel kwalitatief als kwantita
tief. Het niveau van de scripties in de planologische en admini
stratieve geodesie en ook het recht is sterk toegenomen, ondanks
het feit dat in de basisstudie het aantal uren studielast voor het
laatstgenoemde vak was verminderd van 750 tot 550. Blijkbaar
heeft de fundamentele opzet op basis van het begrippensysteem
uit mijn pre-advies over de coördinatie van wetgeving van 1973
ook in dit opzicht goed gewerkt. Het onroerend goed recht wordt
nu als een geïntegreerd geheel onderwezen.
Ook op het gebied van het onderzoek hebben zich de nodige
accentverschuivingen voorgedaan, waartoe men slechts de pu-
blikatielijsten uit de jaarverslagen van de laatste tijd behoeft te
raadplegen. Toch is juist het onderzoek in de planologische geo
desie het kind van de rekening geworden door het langdurig va
cant zijn van de leerstoel van prof. Witt. Gedurende de laatste
jaren kon voor dit vak zelfs geen onderzoekprogramma meer
worden opgesteld, omdat het toch niet voor uitvoering vatbaar
zou zijn. Bij de nu voorgenomen benoeming van twee buitenge
wone hoogleraren zal het belang van het onderzoek voortdurend
in het oog moeten worden gehouden, met name in relatie tot de
praktijk, omdat puur theoretisch onderzoek op dit terrein nau
welijks zin heeft. Het pas opgerichte Studiecentrum voor Vast
goedinformatie zal ook op het gebied van de planning nuttig werk
kunnen doen, liefst in samenspel met een onderzoekdienst van
het Kadaster, omdat de geodetische problemen van land- en
stadsinrichting in de praktijk vele zijn.
Ik keer nog even naar het onderwijs terug en wel aan de hand van
de gids. Het blijkt dan, dat in het eerste jaar alleen het recht
een poging moet doen de tweede hoofdlijn van de studie met een
behoorlijk zwaar vak te vertegenwoordigen. Toch is ook dat vak
dan nog maar weinig specifiek, omdat over onroerend goed
praktisch in het eerste jaar nog niet wordt gesproken. Voor het
overige moet men het van inleiding geodesie (Van der Schans),
kartografie en een kleine aanzet voor de vastgoedsystemen heb
ben. In het tweede jaar komt al een ander beeld op tafel: vast
goedsystemen en recht zijn dan zwaarder vertegenwoordigd,
terwijl nu ook planologische geodesie, planologie, inleiding me
thodologie en leer van de openbare financiën op het programma
verschijnen. Desalniettemin wordt dit jaar door de studenten
niet alleen als zwaar, maar ook als dor en saai ervaren. Geen
reclame voor de tweede hoofdlijn, zou ik zo zeggen.
In het derdejaar wordt van het private geheel op het publieke on
roerend goed recht overgeschakeld, waarbij het ruimtelijke be
stuursrecht (bestemming, inrichting en beheer) centraal staat.
53