De relatieve betekenis van de nieuwe programmawijziging blijkt ook uit de omstandigheid dat de 60/40-verhouding uit het oude programma nu is omgezet in een verhouding van ongeveer 53 47. Dat lijkt dus geen grote verschuiving, maar ik teken hier wel bij aan, dat het gemeenschappelijk gedeelte van de studie over drie jaar met zofn 750 uur zal worden verminderd. De aldus vrijko mende uren komen mede ter beschikking van de opleiding tot vastgoedgeodeet. Dat betreft dan alleen de eerste drie jaar. Het vierde en vijfde jaar komen zelfs geheel aan die opleiding ten goede. Ongeveer de helft van de vijfjarige opleiding is nu nog slechts gemeenschappelijke basisstudie, de rest gedifferentieer de eindstudie. Bij een vierjarige opleiding zou voor deze studie nog anderhalf jaar beschikbaar blijven, een absoluut minimum. Wat zijn nu de argumenten geweest voor deze ver gaande op splitsing? In de zestiger jaren zouden de toen verantwoordelijke docenten hiervan nog niets hebben willen weten. Jarenlang heb ben wij immers als richtsnoer aangehouden de ene ongedeelde geodetisch ingenieur. Voornaamste argument daarvoor was het relatief kleine aantal geodeten en geodetische beroepen, dat spe cialisatie onaantrekkelijk maakte, omdat de beroepskeuzemoge lijkheden er teveel door zouden worden beperkt. Ligt dat tegen woordig anders? Ik geloof het inderdaad en wel om twee redenen. In de eerste plaats is de verscheidenheid van functies die voor geodeten open staan, de laatste decennia sterk toegenomen. Dat blijkt nu al uit de vele nieuwe banen die door afgestudeerden be zet worden en die nog maar een fractie vormen van de mogelijk heden die er theoretisch zijn. Die toename houdt verband met de voortdurende groeiende behoefte aan vastgoedinformatie ener zijds en de operationalisering van de ruimtelijke ordening ander zijds. Als typische uitvoeringsingenieur met een plannings- en informatietechnische ondergrond profiteert de geodeet sterk van deze ontwikkeling. In de tweede plaats is de instroom van stu denten in onze afdeling zo zeer vergroot, dat een grotere diffe rentiatie van de opleiding ook uit dat oogpunt noodzakelijk en verantwoord is. De studenten vragen dat ook, zeker die nieuw komers die het juist om de planologisch-administratieve beroe pen is begonnen. Op de eind vorig jaar gehouden hearing over het nieuwe studie programma stond de vraag centraal, waarom juist de geo deet zou moeten dienen om het gat in de markt van meer alge meen gevormde onroerend goed deskundigen te vullen. Ik heb toen een vijftal argumenten genoemd, die ik hier nog eens wil herhalen, omdat van de bijeenkomst nog geen verslag is ver schenen. 1. Alle deskundigen op het gebied van het onroerend goed zijn öf 55

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 56