kunnen verwachten dat een aantal TH-ingenieurs en HTS-inge- nieurs, na een enige jaren praktijker varing, zich meer zouden gaan bezig houden met managementsfunkties. De ir vooral in de wetenschappelijk-specialistische sfeer, de ing meer in het uit voerende vlak. Beziet men echter de feitelijke werkzaamheden van de ir, dan ziet men dat ook hij, evenals de ing, dikwijls werkzaam is in de uitvoerende sfeer. Het verschil in werkzaamheden tussen de ir en de ing is dan niet meer principieel, maar slechts gradueel. Het verband tussen de werkzaamheden blijkt meer aan te sluiten bij het graduele verschil in de inhoud van de opleidingsprogram ma^ dan bij het principiële in doelstellingen van de onderwijs instituten Wanneer de ir in wetenschappelijke funkties werki, zal de rela tie tussen de ir en de ing er vooral een zijn van nevenschikking. Wetenschappelijke ondersteuning bij de uitvoering van landmeet kundige werkzaamheden. Het aandragen van problemen door de ing die door de ir moeten worden opgelost. In veel gevallen ech ter werkt de ir ook in die uitvoerende sfeer. De ir en de ing zit ten dan in een concurrerende positie. Beiden werkzaam in het zelfde vlak, maar met een gradueel verschillend opleidingsni veau. Het is begrijpelijk, dat de jonge ir en de jonge ing op een verschillend ingangsniveau beginnen. Wat echter opvalt is dat dit verschil in opleiding, vooral bij overheidsdiensten, de gehe le verdere loopbaan van de ir en de ing blijft doorwerken. Voor al bij overheidsdiensten is nog dikwijls een hiërarchie te zien die volledig is gebaseerd op een indeling in rangen die overeen stemt met de eens genoten opleiding. De ing in de middelbare rangen, de hogere en hoogste rangen echter uitsluitend toegan kelijk voor mensen met een academische opleiding. De grondslag voor dit "kastenstelsel" is te vinden in de vóóron derstelling dat organisatievermogen, technisch en sociaal in zicht en sociale vaardigheden, nodig voor de hogere leidingge vende funkties in de uitvoerende sfeer, ten nauwste in verband staan met de genoten vooropleiding**). Bekijkt men de onder- 70 Een mogelijke oorzaak voor dit verschijnsel is dat in de wetenschappelijke funkties, buiten het wetenschappelijk onderwijs, (staffunkties) meestal minder carrière-mogelijkheden zitten dan in de lijnfunkties. In de uitvoe rende lijnfunkties is vertikale (naar boven) doorstroming en horizontale (naar andere afdelingen) overstap makkelijker mogelijk dan bij wetenschap pelijke staffunkties. Hierdoor is het verklaarbaar dat jonge geodeten na een paar jaar vanuit staffunkties overstappen naar leidinggevende funkties in de uitvoerende sfeer. Wel biedt een universitaire opleiding meer mogelijkheden tot algemene vor ming. Maar door een strakke studieprogrammering wordt van deze facili teiten minder gebruik gemaakt. Daarnaast staan deze faciliteiten ook steeds meer open voor HBO-studenten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 71