Als dit laatste in Delft gebeurt zullen het in de toekomst twee op leidingen zijn die naast elkaar elkaar aanvullen ("twee-stromen- landn); geen concurrerende maar elkaar completerende opleidin gen. 5. De toekomstige relatie TH-HTS In de eerste plaats zal de relatie vooral bepaald worden door de struktuur van het toekomstige hoger onderwijs. Het is echter nog steeds niet duidelijk hoe het WO geherstruktureerd zal worden en ook niet wat dit voor gevolgen zal hebben voor het HBO. Zal de TH zich meer richten op wetenschappelijk onderzoek? Komt de HTS versterkt uit de herstrukturering? Zal de TH nieuwe werk terreinen ontginnen? Hoe groot zal de toekomstige maatschappelij ke vraag zijn naar afgestudeerden van de TH en van de HTS? Zul len afgestudeerden van de TH straks vooral HTS-funkties gaan be kleden, de HTSTers vooral MTS-funkties, en zal de MTS!er daar door in de WW terecht komen? Goed personeelsbeleid zal dit laat ste hopelijk verhoeden. Het antwoord op al deze vragen is erg spe culatief. Wel zijn deze antwoorden belangrijk voor de toekomstige relatie tussen ir en ing. Naast deze onzekere faktoren op onderwijsgebied zijn echter ook een aantal andere maatschappelijke ontwikkelingen aan de gang die van veel invloed kunnen zijn op de toekomstige relatie. Zoals reeds eerder gezegd sluit de funktie-inhoud van veel TH- ingenieurs niet aan bij de doelstelling van hun universitaire oplei ding. Met name ontbreekt het fundamentele onderzoek waartoe zij zijn opgeleid. Dit geldt ook voor veel geodeten. Het is dan ook lo gisch dat het NIRIA in 1974 resoluties heeft aangenomen waarin gesteld wordt dat er geen enkele aanwijsbare reden is om goede HTSTers niet in staat te stellen de hogere en de hoogste leidingge vende funkties te bekleden*). Ook de conclusies van het rapport van de Commissie Schlösser (1971) gaan in deze richting. Tendenzen naar zoTn ontwikkeling zijn reeds op een aantal plaat sen te bespeuren. Bij veel particuliere bedrijven, ook in de sfeer van de landmeetkunde, ziet men dat de doorstromingsmogelijkhe den van de ir en de ing gekoppeld zijn aan de persoonlijke capaci teiten vooral ten aanzien van leidinggeven, en niet meer aan de eens genoten vooropleiding. Niet alleen bij partikuliere bedrijven ziet men deze ontwikkeling. Zo heeft de PTT, in het kader van een vernieuwd personeelsbeleid, funktionarissen met een HBO- opleiding reeds in één groep ondergebracht samen met hen die een 75 Wat dit betreft geeft het WO reeds jaren het goede voorbeeld. Als hij over tuigende capaciteiten heeft kan de ing in het WO hoogleraar worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1980 | | pagina 76