geld op was. Op hoog bevel bleef controle daarom achterwege
juist in het gebied waar later een hoofdafvoerwatergang gegra
ven zou worden; geruchten bereikten mij later over het stromen
van water in een verkeerde richting.1
Het gebruik van het woord "onderzoek" was tot nu toe nogal
slordig, eigenlijk op de manier waarop heden tèn dage het woord
"studeren" gebruikt wordt; een ieder schijnt nu toch te "stude
ren", zoals ook een ieder "onderzoek" schijnt te doen. Maar als
we goed zien wat er gebeurt, dan is wat ik eerder "praktijkon-
derzoekM noemde niet meer dan een normale taak voor een inge
nieur, naast de vele door hem op te lossen organisatorische
problemen. In de twintiger en dertiger jaren was dit ook de op
vatting van de kadasterlandmeter, waarvan de vele waardevolle
publicaties in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde
en de rapporten op congresdagen van de Nederlandse Landmeet
kundige Federatie getuigen. Soms komt het mij voor dat deze
plichtsopvatting geërodeerd is sinds de instelling van de vijfja
rige cursus in Delft, met voor mij als onaangenaam toppunt het
streven van de jonge redactie van het nieuwe Nederlands Geo
detisch Tijdschrift naar "leesbare" artikelen, zoals dit op ons
ouderen overkwam in haar introductie. Illustratief is hierbij
het afsluitende woord bij het beëindigen van de negen jaargangen
van dit tijdschrift door de, overigens onvolprezen, eindredak-
teur R. van der Schans.
Natuurlijk geldt deze MerosieTT niet voor allen, misschien ook
geeft de huidige gejaagde maatschappij te weinig tijd voor publi
ceren, maar niettemin is het een teken aan de wand dat bezet
ting van geodetische leerstoelen door Nederlandse deskundigen
in de laatste jaren op grote problemen stuit.
Ik kan mij voorstellen dat men graag onderzoek door wil schui
ven naar de Delftse hogeschool, vooral als dit zonder kosten
gaat, maar er wordt op deze wijze teveel "praktijkonderzoek"
aan de hogeschool verricht. Dit gaat ten koste van het ontwikke
len van nieuwe ideeën. Ik denk hierbij aan projecten op mijn
eigen gebied, aan de gravimetermetingen op de Noordzee in
1979 (die trouwens niet gelukt waren zonder de grote inbreng
van geodeten bij de Shell), aan deelname aan dopplerprojecten,
etc. Zo is het geen wonder dat ik in de herdenkingspublicatie
van het honderdjarig bestaan van de Rijkscommissie voor Geo
desie pleit voor een herverkaveling van onderzoek tussen hoge
school en praktische diensten. Hierbij neem ik in aanmerking
het pleidooi van de Staatscommissie inzake het Kadaster voor
het instellen van afdelingen voor onderzoek bij geodetische prak
tijkdiensten, waar TTpraktijkonderzoekTT dat te omvangrijk is voor
de enkele ingenieur ondergebracht kan worden.
86