reinen gebaseerd, dit met uitzondering van het eerste hoofdstuk,
dat gaat over de ontwikkelingen rond de opleiding, en het "Snel
lius" gedeelte. Binnen een hoofdstuk kunnen natuurlijk slechts
enkele onderdelen van de werkterreinen aan bod komen. Dit ge
mis hebben wij proberen te ondervangen door aan het begin van
elk hoofdstuk een overzichtsartikel te plaatsen, waarbij het de
bedoeling is dat dit artikel de leemten opvult.
Wij zijn ons er van bewust dat een schets van het beroepsbeeld
op bovengenoemde wijze onvolledig is. Dit wordt mede veroor
zaakt door het feit dat de auteurs geneigd zijn alleen over de
plezierige en prettige dingen in hun arbeidssituatie te schrijven.
De lezer dient hiermee rekening te houden. Natuurlijk legt ook
de uitgave van zoTn lustrumboek beperkingen op aan de wijze
waarop men het onderwerp wil behandelen. Men kampt met een
beperkte omvang, hetgeen zich vooral bij een onderwerp als dit
sterk doet gelden.
Desondanks hopen we dat vanuit deze opzet eerstejaarsstudenten
tot en met afstudeerders, de mensen in de praktijk en de buiten
wereld een beter inzicht krijgen in het beroepsbeeld van de geo
deet. Vooral gezien het feit dat bij het onderwijs aan onze Afde
ling weinig aandacht aan het beroepsbeeld van de geodeet ge
schonken wordt*)? voelen wij ons wel vereerd dat wij als stu
denten een duidelijke poging in deze richting kunnen doen.
Daarbij komt nog dat het juist nu noodzakelijk is dat studenten
betrokken worden bij de beroepspraktijk; het is dan ook te hopen
dat Snellius deze stap in de goede richting (commissie TH-Prak
tijk) zal uitbouwen tot een werkelijke interactie met die praktijk.
Wij hopen dat ook de Afdeling deze informatie meer zal gebrui
ken bij haar kontakten met de praktijk.
Ook Snellius is in dit lustrumboek vertegenwoordigd. Haar bij
drage is, buiten de redactionele verzorging, beperkt gebleven
tot één hoofdstuk. Wel wat matig voor een lustrumboek van het
Landmeetkundig Gezelschap Snellius. Maar gezien het bloeiende
bestaan van ons gezelschap hoeft dit niet als een gemis be
schouwd te worden. Omdat de contacten tussen Snellius en haar
leden vrij intensief zijn is het overbodig in een lustrumboek
jaarverslagen, verslagen van excursies, financiële overzichten,
e.d. op te nemen.
Het staat buiten kijf dat dit lustrumboek een mooi stukje recla
me is voor de Afdeling; als tegenprestatie staat de Afdeling dan
8
al worden wel de eerste pogingen in die richting gedaan door het stimuleren
van snuffelstages in het tweede jaar van de basisstudie