komt in straten, pleinen en verbindingen tussen de verschillende bebouwingsele
menten. Veelal is er een of zijn er enkele belangrijke gebouwen, een kerk, een
stadhuis enz., die mede structuurbepalend zijn. Maar toch heb ik de indruk dat
niet de bebouwing zelf maar de open ruimte die de verbinding vormt tussen de
verschillende gebouwen feitelijk de structuur van de stad bepalen.
Het veranderen van een stratenpatroon kost ongelooflijk veel inspanning. Wie het
stratenpatroon verandert, verandert de structuur van de stad. Het zijn de relaties
tussen de elementen die de structuur bepalen. En naast allerlei overwegingen van
civieltechnische aard, (de riolering, het hele ondergrondse leidingennet, de water
huishouding) is er een eigen stevigte van de stad, waardoor deze structuur, on
danks grote ingrepen, vaak eeuwen lang gehandhaafd blijft.
Een straat, een plein ligt er vaak voor eeuwen. Gebouwen hebben een veel kortere
levensduur. Woningen hebben in Nederland wellicht een levensduur van 100 jaar,
bedrijfsgebouwen vaak nog korter. Er zijn ook hier grote verschillen. De grachten
panden van Amsterdam of Delft zijn veelal van veel oudere datum. Daarbij dient
te worden bedacht dat dit dan wel monumentenzorg en zorgvuldige restauratie
vereist. In tegenstelling tot straten en pleinen, die eeuwen blijven liggen, tenzij
wij ingrijpen, valt bij gebouwen het omgekeerde op: na een bepaalde periode val
len zij in elkaar, tenzij wij ingrijpen.
Veranderingen in een stad zijn ook het meest zichtbaar aan de veranderingen aan
gebouwen. Het huis waar ik vroeger woonde is weg; het winkelpand waar ik
groenten kocht is woonhuis geworden. Stadsvernieuwing vindt dan ook vooral
aanknopingspunten in de gebouwen die moeten worden gesloopt of gerenoveerd.
De open ruimtes en de bebouwing in de stad hebben elk een eigen ritme in veran
dering, veroudering en vernieuwing. Een derde ritme dat ik wil noemen betreft
dat van de sociale en economische processen. Een ritme dat veel sneller is, waar
processen zich binnen een generatie en vaak zelfs binnen enkele jaren afspelen.
Een wijk of stadsdeel blijkt soms binnen 20 jaar totaal te veranderen in bevol
kingssamenstelling, draagkracht, winkels en bedrijvigheid, kortom in alles wat
het leven in de wijk kleur en identiteit geeft.
Tien jaar stadsvernieuwing heeft ons veel geleerd over deze processen. Maar nog
steeds blijkt dat het moeilijk is hiermee om te gaan en dit ritme ook op te nemen
in de stadsvernieuwingsaanpak. Aanpak van de bebouwing zelf is immers veel
eenvoudiger en lijkt doeltreffender. Maar het tempo waarin zich veranderingen
voltrekken laat zich niet dwingen. Het is dit derde, korte en snelle ritme dat de
120