Voor verdere bijzonderheden zie men het wetsontwerp, dat in het Laboratorium voor Geodesie voor belangstellenden verkrijgbaar is. 8. Onteigeningswet Beweging De Onteigeningswet is - om met het motto van dit boek te spreken voortdu rend in beweging, al vanaf haar inwerkingtreding in 1851Sindsdien zijn heel wat politieke stormen over haar heen gegaan, laatstelijk in 1977. Nadat al in 1974 door mij was geprobeerd in een debat met Dr. Ir. A. Vondeling voor de Leidse studenten een compromis tot stand te brengen over de waardebepaling van on roerend goed27), hetwel uiteindelijk ook in 1981 in de artt, 40b—40f is neerge legd, moest er eerst nog zo nodig een kabinet over vallen. Overigens mede door toedoen van Den Uyl zelf, die nu tot volgend jaar zal moeten wachten om te weten of er ooit nog een tweede kabinet onder zijn signatuur komt. Intussen hangt op mijn studeerkamer naast een fraaie oorkonde inzake het erelidmaat schap van Snellius nog steeds een Gezigt op de Academie, te Leyden uit 1763. In reproductie weliswaar, maar toch als blijvende herinnering aangeboden door de Leidse studenten, die toen de wens uitspraken dat het debat tot een compro mis zou kunnen leiden. Dat lukte later inderdaad, alleen niet met de PvdA28). Wijzigingen Hoe dat zij, behalve op de schadeloosstelling hebben de meeste wijzigingen van de Onteigeningswet betrekking gehad op de versnelling van de procedure (laatste lijk in 1972) en op de uitbreiding van de onteigeningsmogelijkheden. Zowel bij de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing als bij de Landinrichtingswet is dit laat ste het geval geweest. Momenteel is alweer een wetsontwerp bij de Tweede Kamer aanhangig, ditmaal tot verruiming van de bouwplanonteigening en die voor ach terstallig onderhoud29). Ook in eerstegenoemde wet is al een belangrijke verbre ding en versnelling van de onteigeningsbevoegdheden tot stand gebracht, zowel op grond van stadsvernieuwingsplannen als hierop vooruitlopend op basis van een bouwplan30). Toch zal onteigening nooit de slagvaardigheid kunnen krijgen, die ik mij bij de stedelijke herverkaveling voorstel. Daarvoor is zij teveel gericht op individuele toepassing bij uiterste noodzaak en urgentie en te weinig op een collectieve aan pak die eigenaren stimuleert om mee te doen in plaats van zich in geld te laten schadeloosstellen. Niettemin krijgen geodeten steeds meer met onteigening te 148

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1985 | | pagina 151