PACHTRECHT IN BEWEGING
Mr. D.L. Rodrigues Lopes
Inleiding; historie
Laten wij de Oud-vaderlandse huur buiten beschouwing en gaan wij niet verder
terug dan 1838, het geboortejaar van het Burgerlijk Wetboek, dan zien we een
huurder van landerijen, overgeleverd aan de macht van de natuur en aan de wille
keur van de landeigenaar. Een eeuw geleden is van sympathie voor de pachter
zeker geen sprake, doch is de weerzin tegen uitholling van het onschendbare, hei
lige eigendomsrecht sterker. De Crisispachtwet van 1932 is het bescheiden begin
van onze pachtwetgeving. Via de Pachtwet 1937 en het Pachtbesluit 1941 komt
in 1958 de huidige Pachtwet, een toonbeeld van sociaal-economische wetgeving.
Daarbij ligt de nadruk op de sociale factor, bestaande in bescherming van de
pachter tegen de verpachter. Het rendement van de eigenaar-belegger is door de
opeenvolgende pachtprijsstelling bij algemene maatregel van bestuur op een on
natuurlijk laag niveau gesteld (vergelijk art. 3, lid 3 Pw.). Op een middellange
looptijd (art. 12) volgt weldra een verlenging (art. 36, art. 38 e.v.), vaak dreigt de
pacht over te gaan op de jongere generatie (art. 49, art. 54), het voorkeursrecht
van de pachter (art. 56a e.v.) kan tot een teleurstellende koopsom leiden (art.
56c) en investeringsambities van de pachter kunnen vroeger of later vergoedingen
van onvoorspelbare omvang ten gevolge hebben (art. 30, 31). Het dwingende
pachtrecht heeft aldus van de pachter de overheersende partij gemaakt. We heb-
193